Ad Snellen m.m.v. René van der Drift - Basismodel voor methodische hulp- en dienstverlening in het sociaal werk

DEEL I  Sociaal werk en methodisch werken

lijkheden tot maatschappelijke participatie) of zijn gedrag wordt door de omgeving niet geaccepteerd of bekritiseerd (als de vrouw het bij- voorbeeld niet zou pikken dat haar man zich continu met alles bemoeit en denkt dat hij het beter weet). Het gaat hier om externe afstemming : een afstemming tussen de persoon en zijn gedrag enerzijds (waarbij het gedrag een uiting is van zijn ideeën, gevoelens en strevingen) en de si- tuatie anderzijds; kijk je aldus naar het voorbeeld, dan wordt de versto- ring van de externe afstemming vooral gezien in het inadequate gedrag van de man. ■■ In de situatie; enerzijds kan er sprake zijn van een gebrek aan maat- schappelijke faciliteiten (er is geen ander werk beschikbaar en er ont- breekt een alternatief, zoals vrijwilligerswerk), anderzijds kan steun uit de directe omgeving ontbreken (de vrouw heeft helemaal geen notie van datgene wat haar man ervaart en is daarom niet in staat hem ook maar enigszins op te vangen). Ook hier gaat het om externe afstemming , maar nu wordt de verstoring van de afstemming vooral gezien in de on- toereikendheid van de situatie (privésfeer zowel als publieke sfeer). Het sociaal werk zal dus al deze componenten voortdurend in het oog moe- ten houden. Sociaal werk bevindt zich op het snijvlak van privésfeer en pu- blieke sfeer en dient met beide bemoeienis te hebben. Het wil mensen zo zelfstandig mogelijk in verbondenheid met anderen laten functioneren en hen weer greep/controle laten krijgen op zichzelf en de situatie. Het wil de ‘communicatieve zelfsturing’ bevorderen, dat wil zeggen: een zelfsturing van het individu in verbondenheid met andere individuen, gebaseerd op gelijkwaardigheid en met behoud van ieders eigenheid (Donkers, 1999, p. 319). Daartoe wil het sociaal werk helpen de belemmeringen in de situatie (privésfeer en publieke sfeer) en in de persoon op te heffen of voor de per- soon hanteerbaar te maken. De hulpverlening die het sociaal werk biedt is zowel begeleidend als onder steunend van aard. Dit houdt in dat het sociaal werk, voor zover de situatie het toelaat, zo min mogelijk vóór de persoon doet en zo veel mogelijk de persoon zelf laat leren, doen, oplossen, hanteren. Sociaal werk wil mensen emanciperen. ‘De maatschappelijk werker draagt actief bij aan een zo groot mogelijke eigen verantwoordelijkheid van de cliënt’ (Beroepscode, 2010, p. 9). Oók wanneer veranderingen nodig zijn in de situatie, is het zaak die zo veel mogelijk te laten bewerkstelligen door (groepen) cliënten zelf, om zo toekomstig zelfstandig functioneren te bevorderen. Werken aan de ‘toerus- ting’ van de cliënt, zijn handelingsvermogen en controlemogelijkheden, is de kern van de zaak.

32

Made with FlippingBook - Online magazine maker