14ZW3MMZFB2 - page 21

Medewerker maatschappelijke zorg
Fase 2
21
3.6 Evalueert de geboden ondersteuning
D Aandacht en begrip tonen
J Formuleren en rapporteren
M Analyseren
1
Oriënteren
Typering van deze beroepsprestatie
Voor cliënten in de maatschappelijke zorg is het zelf runnen van een huishouding niet
altijd vanzelfsprekend. Cliënten hebben meer of minder ondersteuning nodig op bepaalde
levensgebieden. Welke ondersteuning nodig is hangt af van wat de cliënt wel of niet zelf kan. Je
gaat daarom bij je ondersteuning uit van de situatie, wensen en behoeften van de cliënt. Je sluit
in de ondersteuning aan bij zijn hulpvragen. Deze informatie over de cliënt is vastgelegd in zijn
ondersteuningsplan.
Bij je ondersteuning van de cliënt bij wonen en huishouding kan het gaan om ondersteuning bieden
bij huishoudelijke werkzaamheden bij dat wat de cliënt (gedeeltelijk) zelf kan. Het kan ook zijn dat jij
de huishoudelijke werkzaamheden moet doen.
De woonomgeving van de cliënt is de basis van waaruit alles gebeurt. Hij woont hier zoals jij ook
thuis woont. Het is belangrijk dat de woonomgeving van de cliënt zo is ingericht dat hij zich er
prettig voelt en dat de omgeving veilig is.
Bij wonen in groepsverband zijn er regels en worden er bepaalde normen gehanteerd, vooral
in de gemeenschappelijke ruimtes en bij gezamenlijke activiteiten. Je begeleidt bij wonen in
groepsverband dan ook het groepsproces en maakt afspraken met de groep over de regels en de
verdeling van de taken.
Binnen Heermastate 12 kent men tegenwoordig kleinschalig wonen. Janneke moet wel even wennen aan het
idee dat zij samen met de bewoners de maaltijd klaar gaat maken. Ze vindt het geen probleem om voor acht
mensen te koken, dat doet ze thuis ook regelmatig. Maar hoe stimuleert ze de cliënten om mee te helpen? Ze
denkt dat mevrouw Jansen wel aardappelen wil schillen, zij heeft vroeger immers een groot gezin gehad, leest
Janneke in het ondersteuningsplan. Maar mevrouw Jansen geeft aan dat ze dit al lang genoeg gedaan heeft.
Ze laat het werk nu graag aan anderen over. Meneer Jaspers wil wel proberen of hij het nog kan. Janneke
prijst zijn werk. “Wat zullen we vanmiddag lekker eten!” De volgende dag komt Janneke weer met haar mandje
aardappelen. Mevrouw Jansen roept nu meteen: “Geef mij de helft maar, dan help ik je wel even.”
Sander heeft een verstandelijke beperking en woont in een groep met vier andere mensen. De afspraak
binnen de groep is dat iedere zondagavond de corveetaken verdeeld worden. Sander slaapt zondagavond
moeilijk in en op maandagochtend is hij heel chagrijnig. Tom, één van de begeleiders, heeft dit al een paar
keer opgemerkt. Hij besluit een gesprek met Sander aan te gaan. Door veel open vragen te stellen, wordt
hem duidelijk wat er aan de hand is. Eens in de veertien dagen is Sander bij zijn ouders. Wanneer dan de
taken worden verdeeld krijgt hij de vervelendste taak toegewezen. Hij moet dan steeds de hele week de
vloer schoonmaken. Hij baalt hier al een tijdje van. Tom stelt Sander voor om er vanavond in de groep over te
praten. Dit vindt Sander wel erg moeilijk. Hij oefent het gesprek met Tom en krijgt de zekerheid dat hij door
Tom geholpen wordt tijdens het gesprek. Nu durft hij het aan.
I...,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20 22,23,24,25,26,27,28,29,30,...31
Powered by FlippingBook