Lassen MIG/MaG
37
Oefening ‘Staande hoeklassen’
1) Voorbereiding oefening
in de vorige oefening heb je geleerd hoe je kunt lassen ‘in het gootje’. Het is
niet altijd mogelijk het materiaal zo neer te leggen dat je mooi in het gootje
kunt lassen. eén van de andere posities is een staande hoeklas.
1. een staande hoeklas wordt aangegeven met de letters PB. laat in een
tekening zien hoe het materiaal moet liggen bij een staande hoeklas.
2. Bij hoeklassen in het algemeen, maar in het bijzonder bij staande
hoeklassen, is een veel voorkomende afwijking de zogenaamde randinkar-
teling. laat met behulp van tekeningen zien wat randinkarteling inhoudt.
3. Wat is de oorzaak van randinkarteling?
4. een lasser moet niet alleen kijken in het smeltbad, maar ook luisteren naar
de geluiden die het lasproces maakt. Als je tijdens het lassen een knetterend
geluid hoort, wat gaat er dan verkeerd?
5. Wat wordt bedoeld met ‘stekend lassen’?
6. Wat is het tegenovergestelde van stekend lassen?
7. Wanneer je met een las stopt en een herstart moet maken, waar ontsteek je
dan de vlamboog bij het herstarten?
8. Heeft, bij een hoeklasverbinding, de bolheid van de las invloed op de
sterkte van de verbinding?
9. Hoe groot mag de bolheid van een hoeklas zijn? licht dit toe met een
voorbeeld / een tekening.
10. Op welke manier kun je de plaats waar je staat te lassen afschermen van de
rest van de werkplaats?
11. Moet je ook extra maatregelen nemen als je in een kleine ruimte gaat
lassen? Zo ja, welke maatregelen zijn dat?
12. Geef de betekenis van de lasaanduiding van de stuknummers 3 en 4 van
tekening MiG-MAG1-94300-03. Hoe kun je aan een lasaanduiding zien
aan welke kant van het materiaal de las gelegd moet worden?
13. Hoe groot is de maximaal toegestane overdikte van een hoeklas?
14. Wat wordt er bedoeld met de ‘ongelijkzijdigheid’ van een hoeklas? Maak
dit duidelijk door middel van een tekening.
15. leg uit wat lassen met een kortsluitboog is.
16. Wanneer wordt lassen met een kortsluitboog toegepast?
17. Naast lassen met een kortsluitboog kennen we ook een openboog
lasproces. leg uit wat hiervan de kenmerken zijn.
18. Hoe wordt een openboog ook wel genoemd?
19. Wanneer wordt het lassen met een openboog toegepast?
20. Hoe kun je aan een lasaanduiding zien dat een werkstuk rondom moet
worden afgelast?
21. Bij welke lasnaadvormen komt het voor dat onderbroken lassen worden
toegepast?