12
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
VERZORGENDE-IG - Fase 1
voldoende
goed
onvoldoende
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– vakspecifiekementale
vermogens aanwenden
P
Dit betekent dat:
• je gebruik maakt van je kennis over stoornissen,
beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden van
alle zorgcategorieën
• je vragen kunt beantwoorden
zodat:
• je verantwoorde doelen opstelt in het zorgplan.
M Analyseren
–– informatie genereren uit
gegevens
–– conclusies trekken
–– verbanden leggen
P
Dit betekent dat:
• je de verzamelde gegevens analyseert, de juiste verbanden
legt en logische conclusies trekt
zodat:
• je de zorgbehoefte goed in kaart brengt, de juiste zorg-
en begeleidingsdoelen kiest en je daarbij de geschikte
activiteiten inzet.
Werkproces 1.10 Stemt de zorgverlening af
E Samenwerken en
overleggen
–– anderen raadplegen en
betrekken
–– afstemmen
P
Dit betekent dat:
• je in het kader van de afstemming van de zorgverlening de
mening van alle betrokkenen vraagt
• je regelmatig en tijdig overlegt met betrokkenen
zodat:
• ieders taak en inbreng duidelijk is.
Q Plannen en
organiseren
–– doelen en prioriteiten
stellen
–– activiteiten plannen
–– tijd indelen
P
Dit betekent dat:
• je in overlegmet betrokkenen bepaalt welke werkzaamheden
en activiteiten prioriteit hebben
• je zorgt dat activiteiten goed op elkaar zijn afgestemd
zodat:
• de benodigde werkzaamheden binnen de beschikbare tijd
kunnen worden uitgevoerd.