
4
|
F-pupillen
voorwoord
Mijn dochter van 11 en mijn zoon van 9 voetballen allebei. Mijn zoontje Dani
speelt in de F5 van de amateurs van SC Feyenoord. Bij zijn wedstrijdjes op
zaterdag kan ik niet altijd aanwezig zijn, maar de twee trainingen per week
op Varkenoord volg ik altijd.
Het valt mij op dat het er bij de amateurs anders aan toe gaat dan
vroeger, bij mijn oude clubs in Wijchen en Balgoij. Mini-pupillen van vijf jaar
kenden we toen nog niet. We voetbalden op straat, en kleuters liepen
tussen de tieners in. Het was een spelletje. Pas rond ons achtste, negende
jaar gingen we bij een club voetballen. Toen werd het iets serieuzer. Toch
was de sfeer toen anders dan wat ik nu meemaak als ik met mijn zoontje
meega. Het is zoveel professioneler tegenwoordig. Het lijkt soms wel alsof
die jongetjes al een serieus vak beoefenen.
Natuurlijk is SC Feyenoord geen gemiddelde amateurclub. F-pupillen
worden er periodiek beoordeeld. En ze moeten maar liefst een uur voor de
wedstrijd aanwezig zijn. Dat betekent dat mijn zoon er op zaterdag om half
acht uit moet. Dat vind ik wel vroeg voor een kind. Bij gewone clubs
verzamelen ze een kwartiertje van tevoren. Maar het grootste verschil met
vroeger is het geschreeuw langs de lijn. ‘Kom nou ’s op!’, zo gaan sommige
coaches van de tegenpartij tekeer tegen kinderen van zeven. Ik ben blij dat
de coach van mijn zoon dat niet doet.
Nu ik ben gestopt met profvoetbal, volg ik bij de KNVB de trainer-coach
I-opleiding. Trainen en coachen is een vak apart. Zeker het trainen en
coachen van heel jonge spelers. Samen met Giovanni van Bronckhorst
verzorgde ik een paar keer de training van de F5. Gio’s zoon speelt daar
ook. De trainer was ziek. We hoefden ons niet aan het trainingsplan te
houden. We deden natuurlijk niet de vormen met kinderen die ik als prof
ken, maar wat eenvoudige techniekvormpjes die ons wel leuk leken. Dat
was op zich wel een succes, maar ik ontdekte ook dat veel F-pupillen niet
kunnen stilstaan. Dat is wennen.