22
beroepstaak
Aandrijving controleren, vervangen, repareren
7.2
Het differentieel is een belangrijk onderdeel in de aandrijflijn. Het
heeft diverse functies. Met de onderstaande opdrachten zoek je
antwoorden op de functie en de werking van het differentieel. Vraag
je begeleider een auto aan te wijzen met achterwielaandrijving.
1 Zet de auto met stilstaande motor in de vierde versnelling. Krik
de achterzijde zover op, dat de achterwielen vrij van de grond
zijn. Draai aan het linker achterwiel. Wat valt je op aan het
rechter achterwiel?
2 Laat een collega het rechter achterwiel tegenhouden. Draai nu
weer aan het linker achterwiel. Wat valt je op?
3 Laat een collega het rechter achterwiel tegenhouden. Draai nu
met een ratel de motor rond. Wat valt je op aan het linker
achterwiel?
4 In een bepaalde situatie staat een voertuig met de rechter
wielen op het ijs en met de linker wielen op straat. Welk wiel
zal nu aangedreven worden?
7.3
In de theorie ben je tegengekomen dat de wielen van een auto bij
het nemen van een bocht niet allemaal dezelfde afgelegde weg
hebben. Ga met je basisgroep bij elkaar zitten en probeer
antwoorden te vinden op onderstaande vragen.
1 Welk wiel zal bij het nemen van een linker bocht de kortste
weg afleggen?
2 Wat is de functie van het differentieel bij het nemen van een
bocht?
3 Wat zou er kunnen gebeuren als het linker- en rechterwiel
tegelijkertijd aangedreven worden en de auto geen
differentieel heeft?
7.4
Bij taak 6 heb je kennis gemaakt met de overbrengverhouding van
de versnellingsbak. Een ander woord voor overbrengverhouding is
reductie. Reductie komt van het woord reduceren. Dit betekent
verminderen. Ook een differentieel heeft een reductie.
Vraag aan je begeleider een leermodel (differentieel). Ga met je
basisgroep bij elkaar zitten en zoek informatie over onderstaande
vraagstukken.
1 Wat wordt er nu precies gereduceerd?
2 Welke onderdelen in een differentieel zorgen voor de reductie?
3 Bereken nu de reductie (overbrengverhouding) van het
leermodel.