ASSISTEREN BIJ DAGELIJKSE BEZIGHEDEN
21
• Voer je planning uit. Denk er aan om aan het eind van de
activiteit te evalueren.
• Houd een logboek bij van je werkzaamheden.
• In een logboek staat wat je hebt gedaan, wanneer, waar, hoelang,
met wie, taakverdeling, enz. Het logboek is ook handig om te
reflecteren.
• Pas je plan eventueel aan als dingen anders lopen dan je gedacht
had.
• Controleer of je alle onderdelen van deze prestatie hebt gemaakt.
• Controleer of alle onderdelen voldoen aan de beoordelingscriteria.
Je kijkt terug op het uitvoeren van de opdracht.
Schrijf het antwoord op van onderstaande vragen:
• Wat heb je geleerd van deze opdracht?
• Welke dingen gingen goed?
• Welke dingen gingen niet of minder goed?
• Ben je tevreden over het resultaat? Leg je antwoord uit.
• Ben je ontevreden over het resultaat? Leg je antwoord uit.
• Hoe ging het verzamelen van informatie? Wat dit makkelijk of
moeilijk en waarom?
• Aan welke leerpunten wil je bij een volgende opdracht gaan
werken?