BEROEPSTAAK
PLAATCONSTRUCTIEWERKEN 1 GEREEDSCHAPSKIST
14
11 Leg uit wat er met snijspeling (snijspleet) wordt bedoeld. Maak
gebruik van een schets.
12 Waarvan is de grootte van de snijspleet afhankelijk?
13 Beschrijf de gevolgen van een te grote en een te kleine
snijspleet.
14 Leg uit wat er met kniphoek wordt bedoeld. Maak gebruik van
een schets.
15 Waarvan is de grootte van de kniphoek afhankelijk?
16 Wat zijn de gevolgen als de kniphoek niet goed is ingesteld?
17 Bij sommige machines kun je ook de kniplengte instellen. Wat
is daarvan het voordeel?
18 Stel, je hebt een guillotineschaar zonder aanslag. Schrijf op hoe
je te werk moet gaan als je precies over een lijn moet knippen.
19 Waarvoor dient/dienen de neerhouder(s) tijdens het knippen?
20 Wat gebeurt er als het materiaal dat je knipt, op de
guillotineschaar, niet goed door de neerhouder wordt geklemd?
21 Leg uit waarvoor een hoekschaar wordt gebruikt. Voeg een
afbeelding van dit apparaat toe.
22 Wanneer spreekt men van dunne plaat en wanneer van dikke
plaat?
23 Noteer de veiligheidsmaatregelen die je moet nemen bij het
knippen.
24 Beschrijf de betekenis van
25 Welke soorten aanslagen kunnen er op een guillotineschaar
aanwezig zijn?
26 Wat bedoelt men met een zo economisch mogelijke
plaatindeling?
27 Welke soorten vervormingen kunnen er zijn ontstaan aan de
geknipte plaatdelen?
28 Op welke manier kunnen deze voorkomen of hersteld worden?
Er zijn 3 knipoefeningen. Je vindt ze op de tekeningen 108112-01,
108113-01 en 108114-01.
Je kunt ook aan de praktijkopleider tekeningen vragen van
werkstukken die jij moet snijbranden. Als er geen werkstukken
voorhanden zijn, maak dan gebruik van bovengenoemde
tekeningen.
Bekijk de tekeningen van de oefeningen die je gaat maken.
Voer onderstaande activiteiten per oefening uit voordat je begint
met snijbranden.
29 Schrijf in het kort op hoe je de onderdelen gaat maken.
30 Noteer welke hulpstukken en gereedschappen je nodig hebt.
31 Maak een materiaal-/kniplijst aan de hand van de tekening van
de oefening.