Bijlage 13 Niveaubepaling gespreksvaardigheid
Niveaubepaling Gesprekken Nederlands 1F-2F-3F
Naam student:
Naam beoordelaar:
Opleiding:
Crebo:
Vereist niveau:
ROC
Opdracht
U
Kwalificerend
U
Ontwikkelingsgericht
STAP 1 Bepaal het niveau van de opdracht en kruis in de betreffende kolom één van de (beroeps)producten aan.
Bij een kwalificerende beoordeling dient het niveau van de opdracht te voldoen aan het vereiste niveau van de opleiding.
Niveau
1F
2F
3F
Omschrijving
niveau opdracht
Eenvoudig gesprek over vertrouwde onderwerpen in
het dagelijks leven op en buiten school.
Gesprek over alledaagse of niet-alledaagse
onderwerpen uit leefwereld en (beroeps-)opleiding,
waarin uiting gegeven wordt aan persoonlijke
mening, informatie uitgewisseld wordt en/of
gevoelens onder woorden worden gebracht.
Gesprek over onderwerpen uit de (beroeps-)
opleiding en/of van maatschappelijke aard, waarin
meerdere doelen bereikt moeten worden.
(Beroeps)
product n.a.v.
opdracht
Deelname aan:
U
discussie
U
overleg
U
vakgesprek
U
reflectiegesprek
U
uitleg of instructie
U
……………………….
Deelname aan:
U
discussie
U
overleg
U
vakgesprek
U
reflectiegesprek
U
uitleg of instructie
U
vraaggesprek
U
………………………………….
Deelname aan:
U
discussie
U
debat
U
overleg
U
vakgesprek
U
reflectiegesprek
U
vraaggesprek
U
……………………..
STAP 2 Stel vast of de student de opdracht inhoudelijk voldoende heeft uitgevoerd.
Let daarbij op of DOEL/DOELEN bereikt zijn.
U
Goed / Voldoende
GO (ga verder met beoordeling)
U
Onvoldoende
NO GO (= cijfer 1)
GO?
STAP 3
Kruis (1x per rij) het getoonde gedrag aan.
Kenmerken
taakuitvoering
Criteria 1F*
Criteria 2F*
Criteria 3F*
* De drie niveaus zijn cumulatief: een student op een hoger niveau beheerst alle vaardigheden die op een lager niveau genoemd worden.
Afstemming op
publiek
U
Je past je taalgebruik aan aan je
gesprekspartner(s).
U
Je maakt de juist keuze in het aanspreken van je
gesprekspartner(s) (formeel/informeel, woord-
gebruik, dialect, jongerentaal etc.).
U
Je taalgebruik is consequent en past binnen de
gegeven situatie qua toon, doel en genre.
U
Je kunt je gesprekspartner(s) redelijk volgen, tenzij
ze voor onverwachte wendingen in het gesprek
zorgen.
U
Je kunt je gesprekspartner(s) goed volgen, hun
spreekdoel herkennen en reacties schatten.
U
Je reageert adequaat op de uitingen van je
gesprekspartner(s) en vraagt zonodig naar meer
informatie of naar de bedoeling.
U
Je ondersteunt je woorden met non-verbaal
gedrag.
U
Je ondersteunt je woorden met passend non-
verbaal gedrag.
U
Je ondersteunt je woorden met passend en
adequaat non-verbaal gedrag.
86
Examendossier