11
1. Opstarten
• Lees de tekst en stel vast of je de tekst en de woorden begrijpt.
• Stel vast of de opdracht helder is en stel vast welke voorkennis aanwezig is.
• Wat moet er gedaan of bestudeerd worden?
• Wat zijn je leerdoelen?
• Welke bronnen ga je benaderen en bestuderen?
2. Plannen
• Hoe wordt de uitwerking?
• Wie doet wat, wie werken samen en wie onderzoekt welke bron?
• Stel vast wanneer de opdracht gereed moet zijn.
• Op welke momenten en waar ga je er aan werken?
3. Uitvoeren
• Er wordt aan de opdracht gewerkt.
• De evaluatie wordt voorbereid.
4. Evalueren
• Rapporteer in de groep hoe je tot de resultaten gekomen bent.
• Geef een toelichting/uitleg bij het resultaat of presenteer je product.
• Stel vast of de leerdoelen gerealiseerd zijn.
• Presenteer de resultaten en lever het fasedocument in.
• De projectbegeleider bepaalt of alles goed is en of je verder kan. Je krijgt per
fase een GO of no-GO.
2.6 Beoordeling van het project
De beoordeling van dit project zal per werkproces plaatsvinden. Voor deze project-
wijzer gaat het bij de beoordeling vooral om de producten die je per fase oplevert.
Dat een product voldoet aan de eisen is de beste aanwijzing dat je competent
bent/goed hebt gehandeld.
Aan het eind van elke projectfase staan beoordelingstabellen. In de beoordelings-
tabellen staan de werkprocessen met de bijbehorende competenties. Er wordt per
werkproces naar twee competentie gekeken waarop jij wordt beoordeeld.
Tot slot vindt een beoordelingsgesprek plaats of moet je een presentatie houden
over een aantal werkprocessen die je hebt uitgevoerd. Dit is nodig om definitief vast
te stellen of je competent hebt gehandeld.
Voor de beoordeling van Nederlands, Engels, Loopbaan en Burgerschap en Exact zal
je eigen ROC de richtlijnen geven.
De volledige manier van beoordelen staat omschreven in hoofdstuk 5.