BEROEPSTAAK
BMBE 1
26
Afbeelding 9:
OEFENING STAANDE HOEKLASSEN
1
Voorbereiding oefening
In de vorige oefening heb je geleerd hoe te lassen ‘in het gootje’. Het
is niet altijd mogelijk het materiaal zo neer te leggen dat je mooi in
het gootje kunt lassen. Eén van de andere posities is een staande
hoeklas.
1 Een staande hoeklas wordt aangegeven met de letters PB. Laat
in een tekening zien hoe het materiaal moet liggen bij een
staande hoeklas.
2 Bij hoeklassen in het algemeen, maar in het bijzonder bij
staande hoeklassen, is een veel voorkomende afwijking de
zogenaamde randinkarteling. Laat met behulp van tekeningen
zien wat randinkarteling inhoudt.
3 Wat is de oorzaak van randinkarteling?
4 Tijdens het lassen met een beklede elektrode moet je met je
hand waarin je de elektrodehouder vasthoudt twee bewegingen
maken. Welke zijn dat?
5 Laat in een tekening de richtingen zien waarin je de
elektrodehouder beweegt. Zet bij de pijlen die de richting
aangeven de benaming van die beweging.
6 Wanneer je met een las stopt en een herstart moet maken,
waar ontsteek je dan de vlamboog bij het herstarten?
7 Wat is de invloed van de stand van de elektrode op het uiterlijk
en kwaliteit van de las?
8 Heeft, bij een hoeklasverbinding, de bolheid van de las invloed
op de sterkte van de verbinding?
9 Hoe groot mag de bolheid van een hoeklas zijn? Licht dit toe
met een voorbeeld / een tekening.
10 Op welke manier kun je de plaats waar je staat te lassen
afschermen van de rest van de werkplaats?
11 Moet je ook extra maatregelen nemen als je in een kleine
ruimte gaat lassen? Zo ja, welke maatregelen zijn dat?
12 Geef de betekenis van de lasaanduiding van de stuknummers
3 en 4 van tekening BMBE1-94300-03.
13 Hoe kun je aan een lasaanduiding zien aan welke kant van het
materiaal de las gelegd moet worden?
14 Hoe groot is de maximaal toegestane overdikte van een
hoeklas?
15 Wat wordt er bedoeld met de ‘ongelijkzijdigheid’ van een
hoeklas? Maak dit duidelijk door middel van een tekening.
16 De laseigenschappen van een elektrode worden bepaald door
de soort bekleding die om de kerndraad zit. Welke soorten
bekleding zijn er?
17 Hoe weet je met welke soort elektrode/bekleding je te maken
hebt?
18 Hoe kun je aan een lasaanduiding zien dat een werkstuk
rondom moet worden afgelast?