STAP 3
uItVoerING eN CoNtrole
31
Frezen CNC 2
1. Je maakt een foto van het werkstuk als je begint en een foto als
het werkstuk klaar is.
2. In het verslag bij deze foto’s schrijf je:
– Wat je gedaan hebt (stappen) om het werkstuk op de juiste
maat te maken.
– Hoe je de startpositie van de bewerking hebt bepaald.
– Geef je op de tekening aan waar je het nulpunt hebt liggen.
– Hoe je de snijgereedschappen hebt ingesteld.
– Hoe je een meetsnede daarbij hebt gebruikt.
– Hoe je de tooloffset hebt bepaald.
– Hoe je de tooloffset hebt bijgesteld.
3. Beschrijving van wat er fout ging, maar ook wat er goed ging.
– Welke problemen ben je tegengekomen bij het maken van het
werkstuk?
– Wat heb je van je fouten geleerd?
Op deze manier heb je laten zien op welke wijze jij vakdeskundigheid
toepast bij het productiegereed maken van de machine.
Competentie: Materialen en middelen inzetten
1. Je maakt een foto van gebruikte materialen en gereedschappen.
2. In het verslag bij deze foto(‘s) schrijf je:
– Welke materialen en welke middelen je hebt gebruikt.
– Controleer je of het verspaand volume en de snijtijd die je
hebt uitgerekend bij de werkvoorbereiding overeenkomt
met wat de machinebesturing aangeeft. (Dit kan niet op alle
machinebesturingen weergegeven worden, is dit het geval
dan vervalt deze opdracht.)
– Hoe je het werkstuk hebt opgespannen.
Op deze manier heb je laten zien hoe jij materialen en middelen
hebt ingezet bij het productiegereed maken van de machine.
Competentie: Kwaliteit leveren
1. Je maakt een uitdraai van het CNC-programma en voegt dit bij je
verslag.
2. Je maakt een foto van het werkstuk of de werkstukken die je
gemaakt hebt.
3. Je voegt de meetresultaten van de werkstukken (meetstaten) toe
aan dit verslag.
4. Je voegt de tekening van de werkstukken bij dit verslag.