CZW20120189 - page 16

14
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
VERPLEEGKUNDIGE - Fase 3
voldoende
goed
onvoldoende
Werkproces 1.4 Begeleidt een zorgvrager
C Begeleiden
–– adviseren
–– motiveren
P
Dit betekent dat:
• je een sturende, motiverende of activerende begeleiding
biedt
• je de cliënt stimuleert om handelingen en activiteiten zoveel
mogelijk zelf uit te voeren
zodat:
• de cliënt een positieve instelling en vertrouwen in zijn eigen
kunnen opbouwt en zoveel mogelijk zelfstandig functioneert.
Dit betekent dat:
• jemantelzorgers en naasten adviseert om rekening te
houdenmet hun draagkracht
• je hen gerichte adviezen geeft hoe zij hun draagkracht
kunnen versterken
zodat:
• demantelzorgers en naasten niet overbelast raken.
D Aandacht en begrip
tonen
–– interesse tonen
–– verdraagzaamheid en
welwillendheid tonen
–– bezorgdheid tonen voor
anderen
P
Dit betekent dat:
• je betrokkenheid toont bij het fysieke enmentale welzijn van
de cliënt
• je de cliënt met respect en geduld behandelt
zodat:
• er een goede relatie bestaat tussen jou en de cliënt als basis
voor de begeleiding bij de zelfredzaamheid.
R Op de behoeften en
verwachtingen van de
klant richten
–– klanttevredenheid in de
gaten houden
P
Dit betekent dat:
• je controleert of er aan de verwachtingen en wensen van de
cliënt en naasten wordt voldaan
• je de tevredenheid zo objectief mogelijk vaststelt
zodat:
• de cliënten en naasten tevreden zijn en blijven over de
begeleiding bij de zelfredzaamheid.
Werkproces 1.7Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
E Samenwerken en
overleggen
–– anderen raadplegen en
betrekken
P
Dit betekent dat:
• je tijdig hulp inroept van andere deskundigen bij
calamiteiten
zodat:
• de cliënt snel en adequaat wordt behandeld en begeleid.
1...,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15 17,18,19,20
Powered by FlippingBook