14ZW4VPFB2 - page 59

MBO-Verpleegkundige
Fase 2
59
1.7 Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
(In deze beroepsprestatie gaat het om onvoorziene
situaties)
E Samenwerken en overleggen
T Instructies en procedures opvolgen
V Met druk en tegenslag omgaan
1
Oriënteren
Typering van deze beroepsprestatie
Bij verlies denk je misschien als eerste aan palliatief-terminale zorg, aan doodgaan en rouwen. Maar
je begeleidt ook bij allerlei andere vormen van verlies. Denk bijvoorbeeld aan de begeleiding van
een zorgvrager en zijn naasten bij definitieve plaatsing in een zorginstelling. Zorgvragers beschrijven
dit als een rouwproces. Verlies van de vertrouwde omgeving en van zelfstandigheid door ziekte, een
stoornis of beperking brengen gevoelens van angst en onzekerheid teweeg. De zorgvrager kan het
gevoel hebben de regie over het eigen leven kwijt te zijn.
Hoewel er overeenkomstige kenmerken in het verwerkingsproces zijn, beleeft iedere zorgvrager
verandering en verlies op een eigen, persoonlijke wijze. Brede interpretatie van verlies is nodig om
totale zorg te kunnen bieden. De holistische visie sluit hier goed op aan.
Behalve de gemoedstoestand spelen vroegere ervaringen met verlies een rol. Ook culturele en
religieuze achtergronden hebben invloed op de wijze waarop de zorgvrager en zijn naasten met
verandering en verlies omgaan.
Bij verliesverwerking kun je als verpleegkundige veel voor de zorgvrager en zijn naasten betekenen.
Door echte, onverdeelde aandacht. Door je te verdiepen in de behoeften van de zorgvrager. Met
inzicht, integerheid, professionaliteit en creativiteit verleen je passende zorg.
Je geeft ook voorlichting aan de zorgvrager, mantelzorgers of naasten over het verloop van het
ziekteproces en de mogelijkheden voor behandeling en ondersteuning. Hoe kan bijvoorbeeld extra
zorg aangevraagd worden, welke lotgenotencontacten of groepen voor verliesverwerking zijn er?
Je overlegt veel met de zorgvrager, mantelzorger, naasten, collega’s en andere disciplines. Wanneer
zorgsituaties veranderen, speel je hier goed op in.
Je verpleegt mevrouw Verhoorn. Het gaat niet goed met haar. Ze is terminaal en heeft erg veel pijn. Ondanks
de epidurale pijnbestrijding gaat de verpleging van mevrouw erg moeizaam. Mevrouw Verhoorn moet telkens
even bijkomen omdat de verpleging zo pijnlijk en vermoeiend is. Je besluit te overleggen met de huisarts die
verbonden is aan het hospice. Moet de arts de dosering van de pijnpomp verhogen of moet mevrouw extra
instructie krijgen over het gebruik van de pijnpomp, zodat ze zich voor de verpleging een bolustoediening kan
geven?
Al twee jaar kom je bij de heer Van den Yssel voor de douchebeurt. Meneer heeft MS en gaat de laatste
tijd erg achteruit. Hij valt veel en het lukt hem niet goed meer om te lopen. Je begeleidt meneer bij het
aanschaffen van een rolstoel. Vanochtend vertelde de heer Van den Yssel je dat hij al twee dagen niet is
gevallen en de aanschaf van een rolstoel niet meer ziet zitten. Boos riep hij: “Ik wil die stoel niet en verscheur
die aanvraag ook maar.”
Jeroen, een zorgvrager met het syndroom van Down, kan niet meer thuis bij zijn ouders wonen. Hij is sinds
kort geplaatst in een Thomashuis. Ondanks intensieve begeleiding kan hij niet wennen. Hij mist zijn ouderlijk
huis en vertoont depressief gedrag. Je overlegt met je team hoe jullie Jeroen het beste kunnen begeleiden bij
de verandering van woonruimte.
I...,49,50,51,52,53,54,55,56,57,58 60,61,62,63,64,65,66,67,68,69,...71
Powered by FlippingBook