CZW20120140 - page 17

15
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PROEVE 1
voldoende
goed
onvoldoende
M Analyseren
–– conclusies trekken
P
Dit betekent dat:
• je conclusies trekt uit de beschikbare informatie en
verschillende alternatieven bekijkt met hun consequenties
zodat:
• de dienstverlening die in het plan van aanpak is opgenomen
op het kind is toegesneden en daadwerkelijk kan worden
geboden.
Werkproces 2.1 Biedt het kind opvang
B Aansturen
–– uitoefenen van gezag
P
Dit betekent dat:
• je overwicht toont bij het handhaven van afspraken en regels
zodat:
• het voor het kind en de groep duidelijk is welke grenzen er
zijn en dat deze niet overschreden mogen worden.
C Begeleiden
–– coachen
P
Dit betekent dat:
• je het kind heldere, eerlijke en constructieve feedback geeft
• je het kind stimuleert om alternatieven uit te proberen
zodat:
• het functioneren van het kind wordt versterkt.
D Aandacht en begrip
tonen
–– interesse tonen
–– luisteren
–– anderen steunen
p
Dit betekent dat:
• je betrokkenheid toont bij het kind en de ouders/
vervangende opvoeders
• je actief luistert naar het kind
• je herkent wanneer het kind het moeilijk heeft
zodat:
• je de nodige ondersteuning kunt bieden.
E Samenwerken en
overleggen
–– proactief informeren
P
Dit betekent dat:
• je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de gang
van zaken in de opvang
• je de ouders/vervangende opvoeders informeert over de
sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind
• je kennis, ervaring en inzichten over de opvoeding van het
kind met de ouders/vervangende opvoeders deelt
zodat:
• de ouders/vervangende opvoeders op de hoogte zijn van de
gang van zaken in de opvang en van de ontwikkeling van
hun kind
• de ouders/vervangende opvoeders bij
opvoedingsvraagstukken profijt hebben van kennis en
ervaring van de gespecialiseerd pedagogisch medewerker.
1...,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16 18,19,20,21,22
Powered by FlippingBook