BEROEPSTAAK
BASISLASSER IN BEDRIJF
16
4
Het bedrijf en zijn organisatie
Metaalverwerkende bedrijven zijn er in verschillende soorten.
Doorgaans heeft dit te maken met de manier van bewerken en ook
natuurlijk met de producten die er gemaakt worden.
1 Zoek op in welke groepen de metaalbedrijven in grote lijnen
kunnen worden verdeeld. Zet in een tabel: het soort bedrijf,
welke bewerkingsmethode wordt toegepast en welke
producten er gemaakt kunnen worden.
2 Om het bedrijf goed te kunnen laten functioneren is het nodig
dat er een bepaalde organisatiestructuur voor het bedrijf wordt
opgezet. Welke verschillende organisatiestructuren zijn er?
3 Waar is de keuze van een bepaalde structuur voor een bedrijf
van afhankelijk?
4 Wat wordt bedoeld met een ‘organigram of organogram’ van
een organisatie?
5 Bedrijven zijn vaak aangesloten bij een brancheorganisatie.
Welke twee organisaties zijn er voor metaalbedrijven?
6 Wat is het verschil tussen de beide brancheorganisaties?
7 Wat doen de brancheorganisaties voor de bij hen aangesloten
bedrijven?
8 Bedrijven moeten zich houden aan bepaalde regels en wetten
die zijn opgenomen in de Arbo-wet. Waar is deze wet voor
bedoeld?
9 Waar staan de letters Arbo voor?
10 Waar staan de letters CAO voor?
11 Welke, voor de werknemer belangrijke, zaken worden in een
CAO geregeld?
12 In veel bedrijven wordt een werknemer voor 38 uren per week
betaald, terwijl hij/zij in de meeste gevallen 40 uren per week
werkt. Hoe wordt dit gecompenseerd?
13 AIs je werknemer bent van een bedrijf, heb je ook te makenmet
een arbeidsovereenkomst. Wat is er in een
arbeidsovereenkomst opgenomen en vastgelegd?
14 In elk bedrijf of organisatie zijn geschreven of ongeschreven
huisregels waar iedereen die daar werkt zich aan moet houden.
Stel een lijst op met huisregels waarvan jij denkt dat die
belangrijk zijn voor een organisatie om goed te kunnen
functioneren.
15 Stel een vragenlijst op die je bij de uitvoering gaat gebruiken bij
het interviewen van een van de medewerkers van het bedrijf.
Voorbeeldvragen zijn: welke opleiding zij/hij heeft gehad, hoe
lang zij/hij al in het vak zit enzovoort.