32
AANWIJZINGEN BEGELEIDERS
Trajectbegeleider, BPV-begeleider
• Beoordelen; zie toelichting beoordelen.
Docenten
• Beoordelen; zie toelichting beoordelen.
Praktijkbegeleider
• Beoordelen; zie toelichting beoordelen.
Praktijkopleider
• Beoordelen; zie toelichting beoordelen.
Projectbegeleider/praktijkopleider/vakdocent
• Plannen van een demonstratie en een criteriumgericht interview.
• Voeren van evaluatiegesprek.
• Invullen van de beoordelingsmonitor.
• Vaststellen van leerdoelen voor de volgende projecttaak.
• Bepaalt Go/No-Go.
• Boordeling van de projecttaak: voldoende of onvoldoende
Toelichting bij beoordeling
In deze stap volgt de beoordeling van de complete projecttaak. Daarbij beoordeelt de trajectbegelei-
der het werk:
• Van de groep.
• Van iedere leerling apart.
Beoordelaars kunnen zijn:
• De begeleiders van de school: de trajectbegeleider en andere docenten.
• De praktijkopleider van het leerbedrijf.
• Andere leerlingen.
De praktijkopleider beoordeelt het werk dat in de praktijk is uitgevoerd. Hij kijkt naar:
• Het product (het eindresultaat).
• Het proces (hoe is er gewerkt?).
De leerling krijgt een beoordeling voor:
• Zijn vakmatig handelen.
• Zijn sociale vaardigheden.
• Zijn werkhouding.
Tijdens de opleiding ontwikkelt de leerling zijn competenties. Daarin moet wel vooruitgang te zien
zijn. De competenties moeten uiteindelijk voldoen aan de eisen van het eindniveau van de opleiding.
In het kwalificatiedossier staan deze vermeld.
De beoordelingsmonitor
Tijdens de opleiding houden de begeleiders de vorderingen van de competenties van de leerling bij in
een
beoordelingsmonitor
. Een beoordelingsmonitor is een overzicht van producten en competen-
ties waar de leerling in de projecttaak op beoordeeld wordt.
De leerling krijgt een beoordeling voor:
•
Zijn prestaties
: met welk resultaat heeft hij de projecttaak uitgevoerd? Hoe moeilijk was de taak?
Voldoen de producten aan de gestelde eisen? In welke werksituatie heeft hij de opdrachten van de
projecttaak uitgevoerd?
•
Zijn gedrag
: Welk gedrag heeft hij getoond tijdens de uitvoering van je projecttaak? Hoe was zijn
beroepshouding?
A-B-C-D: Opdracht en werksituatie worden beide beoordeeld
De leerling kan de
beroepstaken
in opklimmende moeilijkheid uitvoeren.
In de beoordelingsmonitor staat de opklimmende moeilijkheid aangegeven met:
A –B –C –D
Je begeleider beoordeelt
de moeilijkheid
van de opdracht die de leerling in een bepaalde
werksituatie
uitvoert.
In overleg met de leerling geeft u aan of hij aan een A, B, C of D- opdracht gaat werken. Het is duidelijk
dat de leerling in het begin nog niet alles beheerst of zelfstandig kan uitvoeren. Halverwege de oplei-
ding moet hij wel B en C-opdrachten kunnen uitvoeren. Aan het einde van de opleiding valt te ver-
wachten dat hij D-opdrachten kan uitvoeren.
In de tabel staat een overzicht van A-B-C-D opdrachten.