Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  48 / 94 Next Page
Basic version Information
Show Menu
Previous Page 48 / 94 Next Page
Page Background

48

PLAATWERKER

Oefening ‘Buitenhoeklassen’

De lasnaadvormen die je tot nu toe gemaakt hebt, waren allemaal redelijk

goed te overzien tijdens het lasproces. Vooral bij een (binnen)hoeklas kan wat

de richting betreft weinig fout gaan. Bij een buitenhoeklas is een en ander wat

lastiger te overzien.

1) Voorbereiding oefening

1. Hoe ziet de lasaanduiding van een buitenhoeklas er uit? Maak er een

tekening van.

2. Een binnenhoeklas mag een beetje bol zijn, een buitenhoeklas moet bol

zijn. Hoe groot moet de bolheid van een buitenhoeklas zijn?

3. Bij een buitenhoeklas moet de doorlassing goed zijn. Wat wordt daarmee

bedoeld?

4. Om een goede doorlassing te krijgen moet het materiaal worden

gehecht met de juiste vooropening. Waar leggen we dan bij voorkeur de

hechtlassen?

5. Wat gebeurt er als je te weinig of te zwakke hechtlassen legt?

6. Waarom moet je bij het lassen van een buitenhoeklas een zwaaiende

beweging maken met het laspistool?

7. Soms worden buitenhoeklassen in meerdere lagen gelegd. Zet in een

schema voor een las in drie lagen welke elektrodesoort je voor elke laag

gebruikt en met welke stroomsterkte je dit zou gaan doen.

8. Op een elektrodepak staat een codering volgens NEN-ISO 2560. Geef een

verklaring van de aanduiding: E 51 3 RR 32.

9. Wat wordt bedoeld met de term ‘overbloezing’?

10. Waarom is het gevaarlijk als je in een natte omgeving staat te lassen?

11. Welke nabewerking moet je doen als je klaar bent met het leggen van de

lassen?

12. Hoe groot mag het koolstofpercentage in staal zijn om nog zonder speciale

maatregelen te kunnen lassen?

13. Elektroden met een rutiel bekleding zijn er in twee uitvoeringen. Welke zijn

dat?

14. Noem enkele laseigenschappen van rutielelektroden.

15. Noem enkele eigenschappen van elektroden met een basische bekleding.

16. Hoe komt het dat een werkstuk, nadat het gelast is, krom of scheef is

geworden?

17. Hoe zou je dit krom of scheef worden kunnen voorkomen?