Studiegids-Werkboek pupillentrainer

© Academie ǀ seizoen 2013/’14 Studiegids/ werkboek

Natuurlijk zijn er ook momenten dat afspraken niet worden nagekomen. Als dat richtlijnen zijn over de manier van voetballen dan kun je daar natuurlijk op trainen. Gaat het over andere zaken, als bijvoorbeeld: het met respect omgaan met de scheidsrechter, dan moet de trainer nadenken over de gevolgen van het niet nakomen van de afspraak. Wordt de speler dan gewisseld, misschien zelfs geschorst (door de club)? Of is een goed gesprek met de speler voldoende? Deze opdracht richt zich op de houding en vaardigheden van de trainer die van invloed zijn op de omgang met kinderen. Daarnaast heb je als trainer-coach ook te maken met ouders en stafleden (grensrechter, leider, verzorger). Ook met hen dien je afspraken te maken over de omgang met elkaar en naar de spelers toe. Het is van belang om eerst met de stafleden om de tafel te zitten en te komen tot gezamenlijke doelen en afspraken. Wie waar verantwoordelijk voor is, zorgt ervoor dat er tijdens het seizoen geen onduidelijkheden ontstaan over het uitvoeren van taken. Voor de ouders is het van belang om te weten welke afspraken met de spelers zijn gemaakt en te bespreken met hen wat hun bijdrage gedurende het seizoen is. Te denken valt aan vervoer, wassen kleding, niet coachen, wel aanmoedigen, positief zijn t.o.v. spelers, tegenstander en scheidsrechter, etc. Opvoedingsstrategieën Een positieve (grond)houding ligt aan de basis van een goede omgang met kinderen. Hierbij gaat het om positieve aandacht in woord en gebaar. Geef daarbij alle kinderen ook exclusieve aandacht waardoor ze zich – niemand uitgesloten – bijzonder en gewaardeerd voelen. Daarnaast zijn effectieve vaardigheden in het omgaan met spelers: structureren, stimuleren, negeren en isoleren Structuren: Het structureren van gedrag betekent dat er bepaalde afspraken en routines bestaan waarvoor regelmatig aandacht wordt gevraagd en waarover uitleg wordt gegeven. Bij het gedeeltelijk of niet nakomen wordt direct gereageerd. Voor een aantal afspraken bestaat een zekere onderhandelingsruimte. Als een kind begrijpt waarom bepaalde afspraken er zijn en zich hierbij betrokken voelt, zal de kans groter zijn dat het zich daar aan houdt. Afspraken zijn bijvoorbeeld: iedereen komt op tijd, als je niet komt trainen dan geef je dat door. Routines zijn bijvoorbeeld: voordat de training start krijgen de spelers eerst 5 minuten om zelf iets te doen (of dat nu iets met de bal is, stoeien of tikkertje spelen). Dit geeft de trainer ook tijd om de organisatie klaar te zetten. Daarna is er aandacht voor de trainer die kort (‘plaatje, praatje, daadje’) uitlegt wat de bedoeling is van de trainingsvorm. Een ander voorbeeld is dat trainingen altijd bestaan uit oefenvorm, partijtje, oefenvorm en weer een partijtje. Het is wel van belang om duidelijk te zijn over het verschil tussen opgelegde afspraken en afspraken die samen zijn bepaald. Voorbeelden van opgelegde afspraken zijn: niet schelden op elkaar en/of op de tegenstander en niet vechten. Er zijn dus afspraken waarover niet wordt onderhandeld. Erover praten en het waarom van de afspraak uitleggen, is wel van belang.

72

Made with