Kees J.M. van Haaster - Denken en doen

Denken en doen Kees J.M. van Haaster Programmeren in het sociale domein

Denken en doen Programmeren in het sociale domein

Kees J.M. van Haaster

Tweede, herziene druk

c u i t g e v e r ij

c o u t i n h o

bussum 2008

Bij dit boek hoort een website met aanvullend materiaal. Het adres van deze web site is: www.coutinho.nl/denkenendoen.

© 2003 Uitgeverij Coutinho b.v. Alle rechten voorbehouden.

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem ming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www. reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

Eerste druk 2003 Tweede, herziene druk 2008

Uitgeverij Coutinho Postbus 333 1400 AH Bussum info@coutinho.nl www.coutinho.nl

Omslag: Studio Pietje Precies bv | bno, Hilversum Illustraties: Concreat, Utrecht

Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriende lijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 469 0111 3 NUR 752

Ten geleide

Het sociale domein kent een grote verscheidenheid aan methoden, technieken en instrumenten over een grote spreiding van beroepsdisciplines en specialismen. De verbinding tussen al die verschillende kennisgebieden en praktijken vergroot de kans op betere en snellere resultaten en versnelde kennisontwikkeling. Op de raakvlakken van sectoren en disciplines ontstaat de grootste vernieuwingskracht. De belangrijkste kunst van de sociaal agoog is om vanuit verschillende perspec tieven en belangen de beste aanpak te kiezen. Dat is professioneel programme ren. In Denken en doen is Kees van Haaster erin geslaagd om voor de volle breedte van het sociale domein een basismethodiek voor sociaal-agogische programme ring te ontwikkelen. Het unieke van deze aanpak is de koppeling van de kwa dranten van programmeren aan wisselende perspectieven in allerlei combinaties. De procesmatige en praktische stappen van onderzoek, ontwerp, organisatie en uitvoering worden daardoor geconfronteerd met vragen van reflectieve aard. Dat biedt de mogelijkheid tot voortdurend leren en het opdoen van nieuwe inzichten. Zo ontstaat een breed fundament voor reflectief en flexibel ontwerpen en plan nen, dat kan worden toegepast in alle beroepscontexten van Social Work. Dit studieboek is dus geen kookboek maar een kunstboek. De kunst van het programmeren en de kunst van het maken van passende arrangementen met be hulp van het rijke arsenaal aan beroepsmethoden en -technieken dat in het soci ale domein voorhanden is. De kunst van sociale programmering is heel goed kij ken en luisteren en vervolgens helder en op maat ontwerpen, slim en strategisch plannen en organiseren en om te streven naar perfectie in de uitvoering. Maar het meest wezenlijke facet is misschien wel de kunst van het reflecteren vanuit verschillende belangen en belevingen.

Prof. dr. J.P. (Hans) van Ewijk

Voorwoord bij de eerste druk Dit boek kent een intensieve ontstaansgeschiedenis. Allereerst ontstond een plan voor een serie van boeken over ontwerpen, programmeren, organiseren en uit voeren van activiteiten in de sociale beroepen. Er was behoefte aan een samen hangend geheel, waarin de plancyclus in zijn geheel goed tot uitdrukking kwam. Gaandeweg bleek dat het juist die beoogde samenhang was die het noodzakelijk maakte er één boek van te maken. Door de noodzakelijke beperkingen die deze koerswijziging met zich meebracht werd het steeds duidelijker wat tot de kern van ontwerpen en programmeren behoort en kwam het methodisch kader van kwadranten en perspectieven als vanzelf naar boven. Veel deskundigen hebben met feedback op eerdere teksten en concepten bijge dragen aan de totstandkoming van dit werk. In de eerste plaats ben ik Hans van Ewijk veel dank verschuldigd voor zijn opmerkingen bij het manuscript. Verder wil ik Marcel Spierts, Pieter van Vliet, Dineke Behrend, Vincent de Waal, Frits van Duynhoven hartelijk danken voor hun kritische feedback op de synopsis. Bovendien hebben vele collega’s aan de Hogeschool Utrecht bijdragen geleverd in de discussie over opzet en inhoud: Harry Vos en Raymond Kloppenburg, het team Social Work en de leden van de kenniskring Sociaal Beleid, Innovatie en Beroepsontwikkeling. Ook hen wil ik graag bedanken. Ten slotte spreek ik mijn waardering uit voor de ondersteuning door Marleen Kleijn van Uitgeverij Coutinho. Zij heeft met veel kennis van zaken het soms ingewikkelde en complexe proces van het ontstaan van dit werk op professionele wijze begeleid. Voorwoord bij de tweede, herziene druk Met veel plezier presenteer ik deze volledig herziene uitgave van Denken en doen. Programmeren in het sociale domein . De opbouw is ingrijpend veranderd, waar door de logisch opeenvolgende stappen van programmeren nadrukkelijker zicht baar zijn. De wijzigingen in de opbouw zijn een direct gevolg van de wens van de gebruikers om het handelen (de kwadranten) meer op de voorgrond te plaatsen. De reflectie (de perspectieven) staat in een losser verband tot het directe ontwer pen, organiseren en uitvoeren, waardoor het metakarakter van de perspectieven beter naar voren komt. De inhoud is geactualiseerd en breder neergezet. Hier door is het boek als basismethodiek herkenbaarder geworden voor alle sectoren in het sociale domein. De wijzigingen in deze herziene uitgave van Denken en doen zijn in de eerste plaats te danken aan de feedback die studenten direct en indirect hebben gegeven Amersfoort, juli 2003

op de opbouw en opzet. Bovendien hebben veel beroepskrachten van Social Work en docenten van verschillende hogescholen hun opmerkingen en aanwijzingen gegeven over hoe er in de praktijk met het boek gewerkt wordt. Ik wil iedereen die een bijdrage heeft geleverd aan verbeteringen ten behoeve van deze herziening dan ook hartelijk bedanken. In het bijzonder wil ik de reviewers van de tweede editie danken voor hun waardevolle bijdragen.

Kees J.M. van Haaster Amersfoort, april 2008

Inhoud

1 Inleiding 11

2 Sociaal-agogische programmering 21 2.1

Programmeren in verschillende beroepscontexten 22

2.2

Programmeren en methodisch werken 28

3 Het R4-kwadrantenmodel 37 3.1

Kwadranten van programmering 39

3.2 3.3 3.4

Wisselende perspectieven 41 Het R4-kwadrantenmodel 48

Programmeerstappen van A tot Z 60

Deel I

Onderzoek 67

4 Visie op programmeren 69 4.1

Een binnenkant en een buitenkant 70

4.2 4.3 4.4 4.5 4.6

Visiegebieden 71

Persoonlijke professionele visie 72 Programmabeleid en strategie 76

Taakgebieden 79 Dilemma’s 82

5 Professioneel programmeren 87 5.1

De professionele omgeving 90 Kwaliteit van programma’s 91

5.2

6 Actoren, invloeden en krachten 91 6.1 Actoren 102 6.2 Vraaggericht werken 104 6.3

Ontwikkelingsgericht ontwerpen 108

6.4 6.5 6.6

Omgeving 109 Krachtenveld 111

Omgaan met onvoorspelbaarheid 115

7 Informatie verzamelen 119 7.1

Observatie en interpretatie 121 Signalen, verhalen en feiten 122

7.2 7.3 7.4

Externe bronnen 124 Motivatieonderzoek 126

Deel II

Ontwerp 131

8 Social design 133 8.1 Oplossingsgericht ontwerpen 133 8.2 Ondernemend ontwerpen 134 8.3 Persoonsgericht ontwerpen 136

9 Sociale media 145 9.1

Creatieve en digitale media 146 Creativiteit en spel als strategie 151 Positieve beïnvloeding 157 Creativiteit, spel en flow 158 Ervaring en transformatie 165

9.2 9.3 9.4 9.5

10 Een programmavoorstel doen 171 10.1 Programmavoorstel 175

10.2 Acceptatie programmavoorstel 185

Deel III

Organisatie 187

11 Een plan van aanpak uitwerken 191 11.1 Plan van aanpak 192

12 Beheer 213

12.1 Verstandig beheer 214 12.2 Financieel beheer 219 12.3 Risico-inventarisatie en veiligheid 225 12.4 Registratie 230 13 Public relations, marketing en communicatie 239 13.1 Communicatiebeleid 241 13.2 Communicatieontwerp 242 13.3 Communicatieplan 244

13.4 Communicatie-effect 245 13.5 Promotie 246

Deel IV Uitvoering 253

14 Programmabegeleiding 255

14.1 Interne en externe invloeden 256 14.2 Begeleiding in 257 14.4 Accenten in begeleiding 261 14.5 Begeleidingsplan 262 14.6 Bewustzijn in de begeleidingsrelatie 267 14.7 Systeemprocessen 269

15 Programma-evaluatie 273

15.1 Evaluatieonderzoek 275 15.2 Momentopname 277 15.3 Evaluatieplan 281 15.4 Consequenties 287

16 De plancyclus is rond 291

Literatuur 293

Register 296

1

Inleiding

Programmering: een kunst en een kunde

Dit boek gaat over de kunst en kunde van het programmeren door het formule ren van programmavoorstellen en het uitwerken van plannen van aanpak. Pro grammeren wordt overal in het sociale domein ingezet waar sprake is van een bewuste sturing van ontwikkeling en groei, van behandeling en hulpverlening en van ondersteuning en dienstverlening. Programmeren is in dit boek de over koepelende term voor het ontwerpen, organiseren, uitvoeren en evalueren van beroepsactiviteiten in het brede sociale domein. De plancyclus van programme ren is opgedeeld in vier opeenvolgende kwadranten: onderzoek doen, ontwerpen, organiseren en uitvoeren. Door te evalueren keer je terug naar onderzoek. In dit boek wordt een kwadrantenmodel van programmeren gepresenteerd, dat als een doeltreffende en handelingsgerichte methodiek van beïnvloeding en sturing kan worden gebruikt in alle beroepsgebieden. Bij een vergelijking van beroepscompetenties voor het taakgebied van program mering in verschillende opleidingsprofielen van het sociale domein, valt op dat deze onderling niet veel verschillen. Dat maakt het mogelijk een algemene basis methodiek van programmeren in alle sociaal-agogische beroepsvelden te gebrui ken. Pas in de uitwerking van de context en de invulling met beroepsmethodische elementen krijgt deze basismethode het beroepsspecifieke karakter van Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) of Creatieve Therapie (CT). Het voordeel van een algemeen toepasbare methodiek van programmeren voor het brede sociale domein ligt op het vlak van afstemming en integraal wer ken tussen verschillende beroepsgroepen. Deze basismethodiek van programmeren sluit aan bij ontwikkelingen als lo kalisering of gebiedsgericht werken en de horizontalisering van verantwoorde lijkheden. Deze horizontalisering legt meer verantwoordelijkheid voor proces en resultaat bij de uitvoerende professional en de cliënt of burger. Een brede ba sismethodiek van programmering maakt multidisciplinaire uitwisseling en sa menwerking gemakkelijker en vraagt van sociale professionals om een bijdrage te leveren aan het beter functioneren van de eigen instelling. Juist op het vlak van programmering liggen kansen voor sociale organisaties om cliënten, burgers en beroepskrachten te stimuleren meer verantwoordelijkheid te nemen en na te den ken over de best werkbare oplossingen en aanpak. Het samengaan van het prak tische doen bij programmering met het abstracte niveau van analyse en reflectie werkt zeer inspirerend en daagt de beroepskracht uit tot steeds beter presteren.

11

1

Inleiding

Een conceptmatige aanpak

De kracht van een succesvol programma zit in de flexibiliteit van inhoud en vormgeving. Door programma’s in een conceptmatige aanpak uit te werken kun nen aanpassingen en veranderingen in wisselende contexten gemakkelijk wor den doorgevoerd. Deze conceptmatige aanpak wordt in dit boek uitgewerkt door kwadranten van praktisch handelen te confronteren met manieren van kijken en denken in vier perspectieven. De perspectieven van rekenschap, richting, ruimte en resultaat (Schnabel, 2001) vormen een voortdurend wisselende uitdaging om nieuwe vragen te stellen bij het praktische handelen in de fasen van onderzoek, ontwerp, organisatie en uitvoering. Het model vraagt een continue afwisseling tussen denken en doen bij zaken als beleid en uitvoering, vraag en aanbod, be oogde kwaliteit en behaald resultaat. Hierdoor ontstaat een manier van werken, waarbij opties en keuzen steeds opnieuw worden beoordeeld en gewaardeerd. De kwadranten in samenhang met de wisselende perspectieven vormen een metho dische plancyclus van programmering voor elke beroepscontext in het brede so ciale domein. De inhoud van het boek is gestructureerd op de manier en in de volgorde van de kwadranten van programmering. Er zijn vier delen die, net als de kwadran ten gaan over onderzoek, ontwerp, organisatie en uitvoering. Elk deel behandelt met veel praktische voorbeelden en opdrachten het betreffende onderdeel van programmeren. De twee hoofdstukken die daaraan voorafgaan hebben overkoe pelende thema’s. Hoofdstuk 2 gaat over de functie en betekenis van sociaal-ago gische programmering en hoofdstuk 3 bevat de noodzakelijke uitleg over het R4 kwadrantenmodel met daarbij veel praktische manieren om het model effectief toe te passen. In het deel Onderzoek bestuderen we de visie op programmeren vanuit verschil lende aspecten van de professionele omgeving. Visie heeft organisatiegebonden en persoonsgebonden invloeden en we kijken hoe deze de praktijk van program mering beïnvloeden. We onderzoeken professionele kenmerken en taakgebieden van programmeren en ruimen veel plaats in voor manieren en technieken van informatie verzamelen. Het tweede deel, Ontwerp, begint met een hoofdstuk over Social design , waarin het belang van maatwerk en vindingrijk ontwerpen centraal staat. Marktgericht heid en ondernemerschap zijn, net als een vraaggerichte benadering, kenmer kende benaderingen in moderne sociaal-agogische programmering. In dit deel gaan we uitgebreid in op wat allerlei sociale middelen kunnen betekenen voor de De opbouw van het boek

12

Onderzoek • Visie op programmeren

Ontwerp • Social design • Sociale media • Programmavoorstel

• Professioneel programmeren • Actoren, invloeden en krachten • Informatie verzamelen Organisatie • Plan van aanpak • Beheer • Pr, marketing en communicatie

Uitvoering • Programmabegeleiding • Programma-evaluatie

betrokkenheid en participatie bij sociale programma’s. Er wordt veel aandacht besteed aan creatieve en digitale media, aan spel en creativiteit en aan appèlwaar den en proceswaarden in muzisch-agogische programmering. Het laatste hoofdstuk van het tweede deel vormt samen met het eerste hoofd stuk van deel drie een geheel: ze gaan over het formuleren van een programma voorstel en het uitwerken van een plan van aanpak. Samen zijn deze twee hoofd stukken de kern van het boek. Met het uitwerken van een programmavoorstel en een plan van aanpak demonstreren studenten dat ze kunnen werken met het boek (zie de twee D&D-opdrachten in deze hoofdstukken). Het derde deel, Organisatie, start dus met een hoofdstuk waarin wordt uitgelegd hoe je een plan van aanpak uitwerkt. Verder komen in dit derde gedeelte zaken van beheer en van public relations, marketing en communicatie uitgebreid aan de orde. Er wordt aandacht besteed aan het maken en gebruiken van draaiboeken en protocollen. Ook het verstandig beheer van financiën, ruimten en materialen, en de zorg voor veiligheid bij de uitvoering worden besproken. Het vierde en laatste deel behandelt de uitvoering vanuit de professionele taken van begeleiding en evaluatie. Het maken van een begeleidingsplan en een evalu atieplan wordt besproken en geoefend met veel voorbeelden en praktische tips. Doordat evaluatie in feite een vorm van onderzoek is, wordt hier de aansluiting gemaakt tussen het vierde en eerste kwadrant. De agogische plancyclus wordt hierdoor rondgemaakt.

13

1

Inleiding

Elke deel heeft door deze opbouw een eigen plaats en kan afzonderlijk worden bestudeerd, maar het complete beeld ontstaat pas door de bestudering van het totaal en de samenhang tussen de verschillende delen.

Het gebruik van het boek

Doordat het boek de structuur van de kwadranten precies volgt, is het mogelijk om op veelzijdige manieren met het materiaal om te gaan. Het gebruik van het boek kan eveneens gestructureerd worden langs de kwadranten. Het maakt niet uit in welk kwadrant je start, zolang het uiteindelijke doel maar bereikt wordt om programmeren als een totaal competentiegebied in te bedden in het professioneel handelen. Het is verstandig om bij het werken met dit boek aansluiting te zoeken bij de in de eigen opleidingsprofielen geformuleerde competenties van programmeren. Het ligt voor de hand om het boek te gebruiken in de aanvangsfase van de studie, als bestanddeel van de algemene basismethodiek. Studenten kunnen aan de hand van het boek oefenen om programma’s te onderzoeken, te ontwerpen, te pro grammeren en te organiseren en uit te voeren. Het boek kan echter ook gebruikt worden in een latere fase van de opleiding, bijvoorbeeld in het kader van een stage- of afstudeerproject, bij het ontwikkelen van programmeeropdrachten. Het didactisch concept van het boek vraagt om een directe koppeling tussen theorie en praktijk. Er wordt uitgegaan van de gedachte dat een student zijn competenties het beste kan verwerven in praktijkrealistische situaties, waarbij de student proactief handelt en verantwoordelijkheid aanvaardt voor het eigen leerproces. Het werken met realistische praktijksituaties kan door het bestuderen van de theorie aan de hand van door studenten zelf ingebrachte casuïstiek of met in de beroepspraktijk verworven programmeeropdrachten. Studenten kunnen, uitgaande van de theorie, de praktijk onderzoeken of, andersom, met praktische opdrachten de theorie concretiseren. Door de theorie in verband te brengen met realistische praktijkvoorbeelden krijgen studenten basiskennis van ontwerpen en programmeren, waarmee zij praktijksituaties beter leren analyseren en praktijk situaties goed voorbereid tegemoet zullen treden. Het bestuderen van de theorie en de praktijk van ontwerpen en programmeren kan worden aangepakt volgens dezelfde vier kwadranten als in het boek: 1 Onderzoek doen : het onderzoeken van programma’s uit de praktijk en verge lijkingen maken met de theorie. Bestaande en beschreven programma’s (dien sten, activiteiten, behandelplannen, zorgplannen) kunnen worden bestudeerd en worden vergeleken met de werkelijkheid van de uitvoering door observaties en

14

gesprekken over ervaringen en belevingen. Ook ingewikkelder onderzoeksop drachten zijn mogelijk, zoals het analyseren van een programma of project tegen de achtergrond van het beleid van een instelling. Er kunnen grote verschillen tus sen theorie en praktijk zichtbaar worden. Wat betekenen die verschillen? 2 Programma’s ontwerpen : studenten kunnen ontwerpopdrachten verwerven en daar programmavoorstellen voor formuleren. Het is uiterst leerzaam om op grond van gegeven specificaties een programma te ontwerpen en daarbij de me thodiek van het boek te gebruiken. Wanneer het ontworpen programmavoorstel vervolgens wordt geaccepteerd voor daadwerkelijke uitvoering is dat een mooi resultaat. Studenten moeten leren een programmavoorstel zodanig vorm te geven dat anderen daarmee goed uit de voeten kunnen. Dat stelt specifieke eisen aan de inhoud en aan de vormgeving van een programmavoorstel en daar zal de theorie zeker behulpzaam bij zijn. 3 Organiseren en plannen : studenten kunnen een bestaand programmavoorstel uit werken tot een compleet plan van aanpak voor uitvoering in een echte praktijk situatie. Daarmee leren ze omgaanmet randvoorwaarden enmet organisatorische en logistieke eisen. Een dergelijke opdracht vraagt wel om een stevige oriëntatie op de aanwezige cultuur en structuur in de praktijkinstelling in kwestie. Ook zal blijken dat zaken van beheer en van ondersteuning in diverse beroepssituaties vaak verschillend worden aangepakt. 4 Uitvoeren : een zelf ontworpen programma ook zelf uitvoeren in de praktijk is heel leerzaam. Vaak zullen praktische bezwaren in de weg staan bij het idee om een compleet programma uit te voeren. Een andere mogelijkheid is dan mis schien om een onderdeel uit een bestaand programma (op de achtergrond) te laten begeleiden door een groepje studenten. Er zijn vele manieren mogelijk om op een praktische manier aan de slag te gaan met dit meest praktische deel van het boek. Resultaten en effecten van activiteiten kunnen onder de loep worden genomen of evaluatieopdrachten uit de praktijk kunnen worden uitgevoerd. Enkele goede aanjagers voor het werken met het boek zijn: • Analyseer een bestaand plan van aanpak van een organisatie of instelling. Be studeer de opzet en de invulling. Bekijk of de formuleringen voor uitvoerders duidelijk zijn, of ze compleet zijn, maar ook waar ruimte voor eigen invulling te vinden is. Benoem de sterke en zwakke kenmerken van het plan van aanpak aan de hand van de theorie van hoofdstuk 11. • Kies een aanbod uit de sociale praktijk waarvoor geen plan van aanpak (b)lijkt te bestaan. Werk voor dat aanbod met terugwerkende kracht een plan van aanpak uit op basis van de reële gegevens en aan de hand van de theorie van hoofdstuk 11. • Onderzoek hoe een bestaand programmavoorstel in een praktijkinstelling tot stand is gekomen. Bestudeer waar het initiatief vandaan is gekomen, wie het ini-

15

1

Inleiding

tiatief heeft uitgewerkt, hoe het plan zich heeft ontwikkeld tot een programma voorstel. • Neem een bestaande dienst of activiteit en herleid deze tot zijn daadwerkelijk bestaande aanleiding of vraag. Formuleer nu een programmavoorstel vanuit die aanleiding of vraag, alsof er nog geen aanbod voor bestaat, op basis van de theo rie in hoofdstuk 10. • Vraag een beroepsdeskundige een inleidend college te komen verzorgen over de ontstaansgeschiedenis van een succesvol programma uit de eigen praktijk. Vraag studenten dit college voor te bereiden door vragen te stellen naar aanleiding van de inhoud van hoofdstuk 2 en 3. • Vraag een beroepsdeskundige voor elk van de vier kwadranten om uit eigen praktijk te komen vertellen binnen de context van het gegeven kwadrant van programmeren. Geef studenten de opdracht om vragen vanuit elk kwadrant voor te bereiden. Bespreek deze vragen eerst, voordat ze worden voorgelegd aan de deskundige van buiten. Nadat eerst is geoefend met het werken volgens de lijnen in het boek, kan worden gezocht naar eigen vormen of naar andere modellen die in bestaande praktijk settings in gebruik zijn. Studenten kunnen leren hun eigen methode van pro grammeren te ontwikkelen en hiervoor eigen modellen te ontwerpen. Feedback van praktijkdeskundigen kan daarbij heel leerzaam zijn. Juist in de vergelijking van verschillende praktijken en gebruiken zitten veel kansen voor leerervaringen en reflectie. Het is heel vruchtbaar om programmeerpraktijken van sterk ver schillende beroepscontexten in Social Work met elkaar te vergelijken. Gemengde groepen studenten leren doorgaans erg veel van deze vakoverstijgende vergelij kingen. Door het hele boek heen staan D&D-opdrachten. Deze opdrachten volgen precies de concrete stappen van de kwadranten van onderzoek, ontwerp, organisatie en uitvoering. Ze worden omgeven door meer abstracte vragen en aandachtspunten vanuit de vier perspectieven van rekenschap, richting, ruimte en resultaat. De opdrachten hebben de bedoeling om te oefenen met de theorie en om de belang rijkste fasen van programmering onder de knie te krijgen. De concrete stappen en opdrachten staan geformuleerd tegen de achtergrond van het kwadrantenmodel en de perspectieven van kijken en denken zweven daar omheen. De D&D-opdrachten zijn conceptmatig opgezet en bevatten daardoor veel moge lijkheden voor een eigen invulling. Ze kunnen beperkt dan wel uitgebreid worden aangepakt. De docent kan naar eigen inzicht en op basis van beschikbare tijd de D&D-opdrachten

DD &

16

kaders van elke opdracht zelf herdefiniëren. Elke opdracht kan uitgewerkt wor den als een eenvoudige oefening of worden uitgebreid tot een klein project. Dat vraagt echter wel om een goede sturing en begeleiding. De meeste opdrachten zijn bedoeld voor uitwerking in een kleine studiegroep met presentaties en uit wisselingen in een groter geheel. Het is echter ook mogelijk elke D&D-opdracht individueel uit te voeren. Dat heeft dan wel consequenties voor de tijdsinveste ring. Groepswerk vereist een taakverdelingsplan en bevat bepaalde overeenkom sten met de beroepspraktijk die bij individueel werk niet aan de orde zijn. De projectopdrachten kunnen worden uitgewerkt in een modulaire opzet van een curriculumprogramma, maar kunnen ook een inbedding krijgen in een project matige aanpak, bijvoorbeeld in een projectweek waarin ontwerpen en program meren centraal staan. Studenten die al over de nodige praktijkervaring beschik ken, zoals deeltijdstudenten en studenten die al stage lopen, zullen gemakkelijk over praktijkgegevens kunnen beschikken om de opdrachten uit te voeren. Zij kunnen de theorie van het boek benaderen vanuit de opdracht tot het formuleren van een programmavoorstel en/of het uitwerken van een plan van aanpak (zie de opdrachten in hoofdstuk 10 en 11) voor de eigen werksituatie. Voor studenten die nog weinig verkenning hebben gedaan in de beroepspraktijk, kan het wat lastiger zijn om zich direct al een concrete voorstelling te maken. In dat geval kan ook geoefend worden met de algemene methodische aspecten van programmeren voor situaties uit de directe leef- of studieomgeving. Het programmeren van een dans- en muziekfestival, een evenement of feest is bijvoorbeeld ook een geschikt kader voor onderzoek, ontwerp, organisatie en uitvoering. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld een vrijwilligersproject (een maatjesproject, een adviesproject voor ouderen, een jongerenproject rondom school en opleiding, enzovoort). Dergelijke projecten steunen voor het grootste deel op aspecten van programmeren. Er zijn veel mogelijkheden om te oefenen met de agogische plancyclus, maar het is het mooist wanneer de inhoud veel relevantie heeft voor de studenten, zodat zij sterk gemotiveerd raken. Het oefenen met deelopdrachten van programmering zal hun zeker een basis geven om later in de praktijk, in stages of bij andere praktijkop drachten, sneller en beter te begrijpen waar het bij programmeren in een echte beroepscontext om gaat. Nog belangrijker is om op de praktische uitwerkingen goed te reflecteren aan de hand van de theorie. Op de website bij dit boek worden meer opdrachten gegeven en zijn enkele uitge breide uitwerkingen van programmeeropdrachten door studenten Social Work te zien. Ook zijn op de website voor elk kwadrant diagnostische toetsen geplaatst, die studenten zelfstandig kunnen uitvoeren om na te gaan of ze de theorie vol doende beheersen.

17

1

Inleiding

Zelfstandig studeren

Het is belangrijk dat studenten zelf de D&D-opdrachten kunnen invullen, aan vullen of veranderen op basis van persoonlijke leervragen of omstandigheden in de praktijk. Studenten moeten daarbij zelfstandig kwaliteitscriteria leren formu leren en hanteren, net zoals dat later in de beroepspraktijk vereist wordt. Studen ten kunnen een D&D-opdracht opvatten als een startpunt en de bedoeling ervan vertalen naar een zelf geformuleerd projectplan. Bij de opzet van een projectplan kan gewerkt worden met het methodisch model van kwadranten uit dit boek. Dit biedt studenten mogelijkheden om te spelen met de theorie en er op een eigen wijze mee om te gaan. Het is verstandig om een beperkt aantal inleidende colleges te verzorgen over de theorie van het boek en mogelijk met enkele goede praktijkvoorbeelden. Ook zullen input en instructie of begeleiding noodzakelijk zijn bij de uitvoering van de D&D-opdrachten. De projecten kunnen op een coachende manier worden begeleid. Zelfstandigheid, eigen initiatief en het zelf formuleren van criteria, rekenschap afleggen over de re sultaten zijn daarbij essentieel voor een goed leerrendement. Het is van belang dat de wisselwerking tussen theorie en praktijk tot stand komt en dat er voortdurend op deze onderlinge verhouding wordt gereflecteerd. Het is aan te raden om bij het werken met de theorie ontwikkelingsgericht en cyclisch te denken. Het uitwer ken van een serie projecten zal meer leerervaring opleveren en aanleiding geven tot het steeds beter formuleren van doelen, kwaliteitsnormen, begeleidingsstra tegieën en evaluatiecriteria. Studenten moeten de ervaring krijgen steeds beter te worden in hun competenties van programmeren. Door het formuleren van persoonlijke leervragen en deze goed af te stemmen op de geformuleerde com petenties, kan worden gewerkt aan persoonlijke competenties in een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) met betrekking tot de beroepsvoorbereiding. Werkvormen kunnen vrij gekozen worden op basis van praktische gegevens en voorkeuren van de docent of studentengroep. Toch zijn de meeste D&D-opdrach ten geformuleerd als groepswerk. Een werkgroep kan een goed laboratorium zijn voor studenten om onderling steun en feedback te geven. Uitwisselingen tussen groepen studenten met afwijkende opleidingsprofielen versterken het inzicht in de overeenkomsten en verschillen tussen beroepscontexten en leiden naar een herkenning van en waardering voor diverse methodische benaderingswijzen. Er kunnen presentaties van projectresultaten worden georganiseerd. Door studen ten ontworpen programmavoorstellen en plannen van aanpak kunnen worden aangeboden aan praktijkinstellingen. Werken met dit boek opent vele mogelijk heden voor uitwisselingen tussen de opleidingen en de beroepspraktijk.

18

Bij elke aanpak dient het boek eerder gebruikt te worden als referentiepunt en als vergelijkingsmateriaal dan als handleiding of – erger – als wetboek. Zo leren toekomstige professionals hun persoonlijke stijl van programmeren ontwikkelen en zullen zij ervaren dat door een bewuste en doordachte methodische en strate gische aanpak invloed en sturing mogelijk worden. De ervaring leert dat er vaak nog een groot gat gaapt tussen de praktijk van elke dag en de theorie en dat geldt zeker voor het gebied van programmeren in het sociale domein. Het zou mooi zijn wanneer de theorie van Denken en doen bijdraagt aan een grotere doelmatigheid en effectiviteit van programmering in de beroepspraktijk. Waar in dit boek in algemene zin ‘hij’ wordt gebruikt, moet dit worden opgevat als ‘hij’ en ‘zij’. Zie www.coutinho.nl/denkenendoen voor toetsvragen rondom hoofstuk 1 Inleiding

19

Made with FlippingBook - professional solution for displaying marketing and sales documents online