14ZW3OAFB1

1.4 Begeleidt de leerlingen/deelnemers bij de uitvoering van programmaonderdelen

C Begeleiden

D Aandacht en begrip tonen

F Ethisch en integer handelen

K Vakdeskundigheid toepassen

U Omgaan met veranderingen en aanpassen V Met druk en tegenslag omgaan

2.1 Voert werkzaamheden uit t.b.v. het primaire proces

L Materialen en middelen inzetten

S Kwaliteit leveren

1

Oriënteren

Typering van deze beroepsprestatie Het onderwijs is voortdurend in beweging. En jij als onderwijsassistent beweegt mee. Elke dag is anders. Dat vraagt wat van je aanpassingsvermogen. Het begint met jezelf te leren handhaven in zo’n dynamische werkomgeving. Als je eenmaal inzicht hebt in je taken en werkzaamheden, dan ben je in staat om een goede bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Een leerkracht heeft het vaak erg druk met de randvoorwaarden om goed onderwijs te kunnen leveren. Als onderwijsassistent ondersteun je de leerkracht bij zijn taken. Je bent proactief en voert ondersteunende taken uit die in overleg zijn afgesproken. Een les kan alleen goed verlopen als de voorbereiding optimaal is. Jij als onderwijsassistent bent mede verantwoordelijk voor deze voorbereiding en ondersteuning bij de uitvoering. Je levert een belangrijk aandeel in het mede uitvoeren van lesgevende taken. Voorbeeld PO/SO: Fleur is onderwijsassistent in groep 1/2 bij meneer Frans van de Lambertusschool. Elke ochtend rond 8.00 uur komt ze de school binnen en zet ze alvast koffie. Daarna gaat ze naar de klas en zet de stoelen in de kring zodat de les snel kan beginnen. Fleur ziet dat Frans het ’s morgens altijd druk heeft met ouders die wat willen vertellen of die vragen hebben. Ze stelt voor dat zij de ochtendkring doet zodat Frans de ouders te woord kan staan. Frans vindt het een prima idee en zo start Fleur elke dag met de kring. In een van de kringgesprekken vertelt Esmee dat ze gelogeerd heeft bij haar opa en oma. Ze vertelt honderduit over dit logeerpartijtje. De andere kinderen reageren hier op; sommige willen ook graag logeren, anderen zijn er juist bang voor. Fleur bespreekt dit later met Frans. Fleur stelt voor: “Zal ik een prentenboek opzoeken over logeren, het leeft heel erg bij de kinderen.” Frans vindt het een goed idee en heeft nog wel wat boeken in zijn kast staan over logeren. Ze kiezen er samen één uit. Fleur leest de volgende dag in de kring een verhaal uit het boek voor. De kinderen zijn enthousiast. Fleur stelt voor om logeren als thema te nemen voor de volgende week. Samen met Frans maakt ze een opzet voor de lessen rondom het thema. Frans zal het geheel uitwerken. Fleur zorgt dat alle spullen aanwezig zijn en helpt de kinderen in de klas als ze een tekening maken over logeren. Ze praat met de kinderen over logeren: bij wie, hoeveel nachtjes en hoever van huis. Ze bespreekt een 'praatplaat' over logeren die ze op internet vond. Ze maken een woordspin van alles wat met logeren te maken heeft en kijken de aflevering over logeren van Koekeloeren. Zo wordt de woorden- schat van de kinderen vergroot en sluit Fleur aan bij de belevingswereld van de kinderen.

21

Fase 1

Onderwijsassistent 4

Made with