Herman Veenker, Henderien Steenbeek, Marijn van Dijk en Paul van Geert - Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool

6.4 De taak als bouwsteen van een dynamische leeromgeving

Samengevat is affordantie een typisch dynamisch fenomeen. Affordantie is gele- gen in zowel de persoon als in het materiaal en beiden beïnvloeden elkaar. Een leerling kijkt door een bepaalde bril, waardoor bepaalde eigenschappen van een voorwerp opvallen en uitnodigen tot handelen en explorerend gedrag. Na ver- loop van tijd verandert de manier van kijken door die bril, bijvoorbeeld omdat de leerling het materiaal uitputtend heeft verkend. Dan kunnen er nieuwe affordan- ties ontstaan. Dit proces heeft dus een iteratief karakter. De affordantie van materialen sluit aan bij de belangstelling en mogelijkheden van een leerling. Hieruit kan worden afgeleid dat wanneer een leerkracht weet welke affordanties vanuit het gezichtspunt van de leerling in het materiaal besloten lig- gen, hij al een indicatie van het ontwikkelingspotentieel van een leerling heeft. Bovendien biedt inzicht in de affordantie van materiaal de leerkracht belangrijke aanknopingspunten om effectief in te spelen op de aard en mate van autonomie waar een leerling behoefte aan heeft. Op deze wijze krijgt de dynamiek in de ta- lentdriehoek vorm: de leerkracht maakt gebruik van de pedagogisch-didactische strategieën, de leerling wordt uitgenodigd tot exploreren in de door de leerkracht voorgestelde richting en het materiaal heeft een bepaalde affordantie voor de leerling die aansluit bij de te verwerven concepten of vaardigheden uit de leer- doelen. 6.4.2 Cognitief conflict In paragraaf 1.2.2 is bij de behandeling van Piaget het cognitieve conflict aan de orde geweest. Daarbij werd uitgelegd dat een cognitief conflict belangrijk is voor ontwikkeling, omdat het de leerling helpt om het bestaande denkkader aan te passen aan nieuwe informatie en hij daardoor een hoger niveau kan bereiken. In het kader hierna is een voorbeeld van een cognitief conflict weergegeven.

Cognitief conflict De interviewer geeft een appel aan de leerling.

Leerkracht:

‘Wat denk je dat de appel gaat doen?’

Kind:

‘Zinken.’

Leerkracht:

‘Waarom denk je dat hij gaat zinken?’

Kind:

‘Omdat hij zwaar is.’

Leerkracht:

‘Wel, laten we het eens proberen.’

(Het kind geeft de appel aan de volwassene en de volwassene doet de appel in de waterbak.)

165

Made with