Herman Veenker, Henderien Steenbeek, Marijn van Dijk en Paul van Geert - Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool

6.6 Externe leeromgevingen

bijvoorbeeld om affordanties die een vraag als ‘welke windmolen levert de meeste energie?’ uitlokken. Ook is het belangrijk veel ruimte te bieden aan sociale interac- tie, overleg met andere leerlingen, samen een probleem oplossen – bijvoorbeeld verpakt als miniwedstrijd. In externe leeromgevingen is veel ruimte voor exploratief gedrag omdat er vaak verschillende soorten autonomie kunnen worden ondersteund. Het verle- nen van organisatorische en procedurele cognitieve autonomie gaat vaak vanzelf: leerlingen mogen zelf de ruimte verkennen, krijgen een werkboekje waar ze zelf mee aan de slag mogen; mogen, zelf groepjes samenstellen, een onderwerp kiezen et cetera.

Kleuters aan zet in NEMO Science Museum

Figuur 6.7 Kinderen in NEMO

Cognitieve autonomie is gerelateerd aan exploreren. Van Schijndel et al. (2015) hebben in een onderzoek in het NEMO Science Museum te Amsterdam gevon- den dat exploratie werd bevorderd als leerlingen geconfronteerd werden met een cognitief conflict (Berlyne, 1960). De onderzoekers lieten kleuters proefjes met schaduwen doen. Sommige kinderen dachten vóór het proefje dat een klein poppetje een kleinere schaduw zou geven dan een veel grotere boom. Bij het experimenteren met de schaduwen merkten ze echter dat de scha- duw van het poppetje toch groter was dan die van de boom. De kleuters ont- dekten door te blijven experimenteren met het cognitief conflict dat het pop- petje dichter bij de lichtbron stond dan de boom en daardoor een grotere schaduw gaf (Franse, Van Schijndel & Raijmakers, z.j.).

183

Made with