L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel II  •  De Griekse wereld

kader 11.1). Om te beginnen waren er heel wat in Babylonië blijven wonen en daarnaast waren er velen als huursoldaat of anderszins in Egypte terechtgeko- men. In Alexandrië was een zeer grote Joodse gemeenschap. We zeggen dat deze Judeeërs of Joden leefden in de ‘verstrooiing’ (Grieks: diaspora ). Ze hebben natuurlijk ook kennisgemaakt met de Griekse beschaving en som- migen – vooral in Alexandrië – zijn er in hun denken door beïnvloed. Veel Joden in Alexandrië kenden alleen nog maar Grieks. Voor hen werd de Hebreeuwse Bijbel in het Grieks vertaald (de Septuaginta). Ook Jeruzalem ondervond Griekse invloed. Er werd een gymnasium gebouwd (175 v.Chr.) en sommigen (zelfs ho- gepriesters als Jason en Menelaos) namen Griekse gewoonten en namen aan. Van een geforceerde politiek van hellenisering van de zijde van de Ptolemeïsche of Seleucidische overheid is echter geen sprake geweest. Hogepriester Jason had zelf het verzoek ingediend bij de koning om een gymnasium te mogen bouwen. Er brak in Juda (Judea) in 168 v.Chr. een opstand uit tegen de Seleuciden, toen Antiochus IV Epiphanes Egypte was binnengevallen, maar door de Romeinen weer gedwongen werd terug te keren. In Jeruzalem meende een groep Judeeërs dat de tijd nu gunstig was om het Seleucidische juk af te werpen. Jason, inmid- dels door Antiochus afgezet als hogepriester en vervangen door Menelaos, pro- beerde weer terug te keren. Antiochus onderdrukte de ongeregeldheden echter snel en legerde een garnizoen van Syrische soldaten bij Jeruzalem; ten behoeve van deze soldaten werd een cultusvoorwerp voor de Syrische god Baäl-Šamin (‘de Heer van de Hemelen’, voor de Grieken Zeus Olympius) opgericht in de tem- pel. Joodse gebruiken als de sabbatsheiliging werden verboden, varkens (voor jo- den onreine dieren) moesten in de tempel geofferd worden. Dat was voor ortho- doxe monotheïstische Judeeërs zo schokkend dat een opstand uitbrak. In deze opstand zou Judas de Makkabeeër de leiding nemen. Doordat de Seleucidische dynastie na Antiochus’ dood voortdurend in troonstrijd gewikkeld was, kon de opstand ten slotte succes hebben. De Makkabeeën wisten in 152 het ambt van hogepriester en de functie van strateeg van een van de troonpretendenten te krijgen. In 142 kreeg Judea be- lastingvrijdom en feitelijke onafhankelijkheid door de ontmanteling van het Seleucidische garnizoen. Hogepriester Johannes Hyrcanus (135-105) breid- de het grondgebied van Judea sterk uit en hij dwong de nieuwe onderdanen joodse gewoonten, zoals de besnijdenis, te ondergaan. In 104 nam zijn zoon Judas Aristobulus de koningstitel aan. De invloedrijke religieuze groep van de Farizeeën (zie hierna) was daar hevig ontstemd over. Zij vond dat de koningsti- tel was voorbehouden aan een nazaat van koning David en dat een koning niet gelijktijdig hogepriester kon zijn. Onze kennis over deze periode hebben we vooral te danken aan twee Bijbelboeken, I en II Makkabeeën, die wel in de Septuaginta maar niet in de Hebreeuwse Bijbel voorkomen. De schrijvers van de Makkabeeënboeken gaven sterk af op de Griekse invloeden in Judea. Het is daarentegen opmerkelijk dat de

178

Made with FlippingBook HTML5