L. de Blois & R.J. van der Spek - Een kennismaking met de oude wereld

Deel II  •  De Griekse wereld

bleven. De Israëlieten die naar Assyrië waren gedeporteerd, keerden niet terug naar Samaria, maar er waren nog nazaten van Israëlieten die niet weggevoerd waren. De Achaemenidische periode was een erg belangrijke periode voor de totstandko- ming van de Hebreeuwse Bijbel, vooral toen de Judeeërs Nehemia als gouverneur en Ezra als schriftgeleerde door koning Artaxerxes I (of in het geval van Ezra ver- moedelijk Artaxerxes II) naar Juda werden gezonden om de provincie te organiseren en een lokaal systeem van wetten te introduceren: de ‘wetten van Mozes’ ofwel de Thora. Geleidelijk aan beschouwden deze teruggekeerde Judeeërs zich als de ware vertegenwoordigers van het volk Israël en zo begon het woord Judees (≈ Joods) het woord Israëliet te vervangen. De Samariërs ontwikkelden een eigen versie van de Thora en kozen als hun heilige plaats de berg Gerizim in plaats van Jeruzalem. In de hellenistische tijd bouwden zij daar een tempel. Als religieuze groep noemen we hen gewoonlijk ‘ Samaritanen ’. Een kleine gemeenschap van Samaritanen bestaat vandaag nog steeds in de stad Nabloes (in de oudheid Sichem). In de hellenistische periode werden de provin- cies Juda (Judea) en Samaria onderdelen van de rijken van Alexander de Grote, de Ptolemeeën en (vanaf 200 v.Chr.) van de Seleuciden. Vanaf 106-64 was Juda (Judea) een onafhankelijk koninkrijk onder de Hasmonese (Makkabese) dynastie. Na de Romeinse verovering was het óf een kleine provincie onder supervisie van de gouverneur van Syrië, óf een vazalkoninkrijkje, zoals onder Herodes de Grote (37-4 v.Chr.). In het Grieks heet de landstreek Ioudaia en de inwo- ners Ioudaioi , in het Latijn Judaea en de inwoners Judaei , waarvan de woorden ‘Judea’ en ‘Judeeër’ zijn afgeleid. De Grieken en Romeinen gebruikten de termen Ioudaioi en Judaei voor Judeeërs in Juda, maar ook voor Judeeërs die leefden in Babylonië, Egypte, Syrië en waar ook maar in het Romeinse Rijk. Een complicerende factor is dat het woord ‘Judeeër’ ook een religieuze betekenis kreeg. Hoewel het niet makkelijk was geaccepteerd te worden, was het mogelijk ‘Judeeër’ te worden door het Judese geloof aan te nemen. De term ‘Jood’, die van Judaeus is afgeleid, heeft dezelfde ambiguïteit. In de Nederlandse spelling maken we wel onderscheid tussen ‘Jood’ als lid van een etni- sche groep en ‘jood’ als aanhanger van de ‘joodse’ godsdienst. Omdat in oude talen er geen onderscheid bestaat tussen ‘Judeeër’ en ‘Jood’ is een goede en consequente vertaling vaak erg lastig. Het is zeker fout het woord ‘Jood’ te gebruiken voor de Babylonische ballingschap; sommige geleerden gebruiken het alleen voor Judeeërs in de diaspora of als het betrekking heeft op de joodse religie. Weer anderen vermij- den het voor de oudheid geheel. Wij hebben de voorkeur voor ‘Judeeër’ als er een duidelijke relatie is met Juda en gebruiken het woord ‘Jood’ vooral als sprake is van een etnisch-religieuze gemeenschap in de diaspora. Nogmaals: in oude talen bestaat dit onderscheid niet. Het woord ‘ Hebreeër ’ (Hebr. ha-‘Ibri ) is waarschijnlijk afgeleid van het woord habiru ( chabiroe ) dat voorkomt in de Amarnabrieven (ca. 1360 v.Chr.) en andere teksten (ook wel als ‘pr’ voor ongeregelde rondtrekkende groepen die een gevaar waren voor de stedelijke samenleving). In de Bijbel wordt dit woord gebruikt als alterna-

180

Made with FlippingBook HTML5