CZW20120127 - page 23

21
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PROEVE 1
voldoende
goed
onvoldoende
Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
E Samenwerken en
overleggen
–– afstemmen
–– anderen raadplegen en
betrekken
T
Dit betekent dat:
• je tijdens uitvoering van de persoonlijke zorg en bij
activiteiten op tijd overlegt met alle betrokkenen
• je bij de uitvoering van de opvang en begeleiding tijdig
overlegt met anderen
• je weet wat de consequenties zijn van jouw acties
• je anderen om raad vraagt als dat nodig is
• je je zo opstelt dat de samenwerking met de groepsleden en
het team soepel verloopt
• je relevante informatie doorgeeft aan het multidisciplinaire
team
zodat:
• iedereen die betrokken is bij de activiteiten de
groepsleden goed kunnen samenwerken en de gezamenlijke
dienstverlening soepel verloopt
• de persoonlijke zorg voor de cliënt soepel en eenduidig
verloopt.
Q Plannen en
organiseren
–– doelen en prioriteiten
stellen
T
Dit betekent dat:
• je duidelijke en haalbare doelen formuleert ten aanzien van
jouw werkzaamheden bij de persoonlijke zorg
• je voor de groepsactiviteiten op het gebied van werk,
scholing en vrije tijd duidelijke en haalbare doelen stelt
• je duidelijke en haalbare doelen formuleert bij het
(overdragen) van je werkzaamheden ten behoeve van de
individuele cliënt en groepsactiviteiten, en op het gebied
van wonen en huishouden
• je voorafgaand aan de werkzaamheden mogelijke knelpunten
aangeeft
• je rekening houdt met beschikbare tijd
• je zorg draagt voor de kwaliteit die binnen deze tijd geboden
moet worden
zodat:
• je collega’s weten wat je wanneer gaat doen
• de cliënt weet wie er wanneer begeleiding geeft
• de persoonlijke zorg eenduidig en volgens plan uitgevoerd
wordt.
Werkproces 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning
D Aandacht en begrip
tonen
–– luisteren
P
Dit betekent dat:
• je signaleert of de cliënt en andere betrokkenen tevreden
zijn over de geboden zorg en begeleiding
zodat:
• deze informatie meegenomen kan worden bij de evaluatie.
J Formuleren en
rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
P
Dit betekent dat:
• je alle benodigde gegevens verwerkt
• je de hoofd- en bijzaken scheidt
zodat:
• je een kernachtig evaluatieverslag kunt schrijven.
1...,13,14,15,16,17,18,19,20,21,22 24,25,26,27,28
Powered by FlippingBook