F-pupillen
|
199
Regelen (6)
Omgaan met de tegenpartij
1 Thuis spelen.
Als jij de gastheer bent, ontvang je de
tegenpartij en wijs je hen zonodig kantine en kleed
kamers. Ga na of hun kleedkamer netjes is. Wens de
tegenpartij een prettige wedstrijd.
2 Uit spelen.
Als je uit speelt, kom je in de sfeer van de
tegenpartij. Meestal word je gastvrij onthaald met een
kopje koffie, maar soms is er geen ontvangst geregeld of
moet je even wachten op een kleedkamer. Raak niet
geïrriteerd, kies een plek met je team om met elkaar even
te wachten.
3 Praatje maken.
Peil de sfeer, maak een praatje vooraf
met de scheidsrechter – en vooral de coach. Over het
weer, het veld. Straal uit dat je niet de vijand bent, maar
een leuke tegenstander die zij nodig hebben om een leuke
wedstrijd te spelen. Spreek de verwachting van een
sportieve wedstrijd uit. Je collega-coach zal zich hierdoor
aangesproken voelen. Onthoud zijn naam.
4 Zelfbewuste spelers.
Bereid in de kleedkamer je team
voor op de wedstrijd, zorg er voor dat jouw spelers zich
aan de spelregels houden en neem maatregelen als ze
bewust overtredingen maken. Laat ze genieten van de
wedstrijd. Laat ze zich niets aantrekken van eigen ouders
of die van de tegenpartij. Stimuleer ze, ook bij een
achterstand en als de tegenpartij veel beter is.
5 Tijdens de wedstrijd.
Kies een goede plek langs de lijn,
liefst aan dezelfde kant als de begeleiders van de tegen
partij. Zo is er snel contact als het nodig is. Bij ongewenst
gedrag van de tegenstander of ouders kun je jouw collega
hierop aanspreken. Afhankelijk van de situatie direct, in
de rust of na de wedstrijd.