Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  63 / 148 Next Page
Basic version Information
Show Menu
Previous Page 63 / 148 Next Page
Page Background

De StenenkLem

63

Overleg met je praktijkbegeleider of praktijkopleider hoe je de onder-

staande vragen moet beantwoorden.

1

wanneer er een tolerantie voorkomt van 60 ± 0,5mm, hoe groot

is dan de nog toegestane grootste en kleinste maat?

2

Bij de maten in tekening 103645-01 zijn geen toleranties

vermeld. Zoek op hoe groot de toleranties van de verschillende

maten moet zijn.

3

Je kunt zagen met verschillende zaagbladen. Vraag aan je

praktijkopleider drie verschillende zaagbladen. tel hoeveel tanden

per inch er aan deze zaagbladen zitten (1 inch = 25,4mm).

4

Bekijk de codering van het zaagblad. Schrijf die op en kijk of je uit

deze code het aantal tanden per inch kunt afleiden.

5

Controleer of dit klopt met jouw gevonden waarden.

6

wanneer gebruik je een grove en wanneer gebruik je een

fijnvertande zaag?

7

Hoeveel tanden moeten minimaal ingrijpen in het materiaal om

een goede verspaning te krijgen?

8

wat wordt bedoeld met tandzetting bij een zaag? wat is het doel

hiervan?

9

De tanden van een handzaag: moeten deze van je af, of naar je

toe wijzen bij het zagen?

10

waarom zaag je altijd zo dicht mogelijk bij de bankschroef?

11

Maak van deze activiteit een kort verslag met foto’s of

tekeningen van:

– het inspannen van het werkstuk

– de stand van de zaag t.o.v. het werkstuk

– het type zaagblad

– hoe het zaagblad ingespannen is

– aan welke kant van de aftekenlijn er is gezaagd.

Als een werkstuk gemaakt is, maar ook tijdens het produceren, moet

er gemeten worden of het gemaakte werk aan de maten van de

tekening voldoet.

een maat kan alleen maar goed of fout zijn, bijna goed bestaat niet.

Bij het meten maak je gebruik van meetgereedschappen. Goed

meten is heel belangrijk als je een werkstuk moet maken. Daar heb je

verschillende meetgereedschappen voor.