64
plaatwerker
12
Er zijn meetgereedschappen en keurgereedschappen. Schrijf op
wat de verschillen zijn en geef hiervan enkele voorbeelden.
13
Wat is het verschil tussen een maatlat/rolmaat en een
schuifmaat? Denk daarbij vooral aan de afleesnauwkeurigheid.
14
Wat is het verschil tussen een blokhaak, een verstekhaak en een
gradenboog?
15
Waar gebruik je een hoogteschuifmaat voor?
16
Bij welke maattolerantie gebruik je een maatlat/rolmaat en bij
welke maattolerantie een schuifmaat?
17
Waarom is het belangrijk dat je meetgereedschappen altijd apart
houdt van de rest van de gereedschappen?
18
Wat moet je doen als je meetgereedschappen hebt gebruikt?
19
Wat moet je doen als je een onderdeel van een werkstuk hebt
gemeten en het voldoet niet aan de juiste maat?
20
Bekijk een (digitale) schuifmaat. Welke onderdelen zitten aan
deze schuifmaat?
21
Je kunt met de verschillende onderdelen van deze schuifmaat
verschillende metingen uitvoeren. Geef hiervan een aantal
voorbeelden m.b.v. schetsen of foto’s.
22
Hoe controleer je een schuifmaat of deze nog goed meet?
Er is een oefening ‘Zagen’. Je vindt deze op de tekening 103645-01.
Naast deze oefening ga je ook de volgende onderdelen van het
aanhangwagenslot zagen:
• gatenplaat (tekening 1 en 1A)
• steunstrip (tekening 2) de hoeken van 45°.
Bekijk de tekeningen van de oefeningen die je gaat maken.
Voer onderstaande activiteiten uit voordat je met de oefening begint.
23
Schrijf in het kort op hoe je de onderdelen gaat maken.
24
Noteer welke hulpstukken en gereedschappen je nodig hebt.