KOMPAS
37
• Schrijf een persoonlijk activiteitenplan, je PAP.
Je PAP kan betrekking hebben op persoonsgerichte leeractiviteiten en op
beroepsinhoudelijke leeractiviteiten.
• Je verwerkt de vijf W’s in je PAP.
–
–
Wie?
–
–
Wat?
–
–
Waar?
–
–
Wanneer?
–
–
Welke?
Dit betekent dat je een planmaakt: wie doet wat, waar, wanneer enmet welke
hulpmiddelen en begeleiding?
• Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3.
• Je werkt aan de prestaties of proeve volgens plan.
• Controleer regelmatig of je volgens plan werkt.
• Je vraagt regelmatig feedback aan de begeleider enmedestudenten.
• Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij.
• Controleer of je volgens plan heb gewerkt.
• Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen.
• Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt.
• Evalueer met je begeleiders enmedestudenten/collega’s.
• Verzamel je bewijsstukken in je portfolio.
• Je reflecteert op de uitvoering van de beroepsprestaties/proeve, eventueel in
combinatiemet taal, rekenen of loopbaan en burgerschap.
• Je reflecteert op je rol en de keuzes die je gemaakt hebt tijdens de uitvoering.
• In het assessmentgesprek reflecteer je op de gegeven werkprocessen en
competenties in de beoordelingslijst.
In de volgende leerprestaties: ‘Hoe leer ik?’ en ‘Samenwerkend leren’ vind je een
uitwerking van de Wegwijzer.