16
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
VERZORGENDE-IG - Fase 3
voldoende
goed
onvoldoende
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– vakspecifiekementale
vermogens aanwenden
P
Dit betekent dat:
• je gebruik maakt van je kennis over stoornissen,
beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden van
alle zorgcategorieën
• je vragen beantwoordt
zodat:
• je in het begeleidingsplan verantwoorde en haalbare doelen
stelt.
M Analyseren
–– informatie genereren uit
gegevens
–– conclusies trekken
–– verbanden leggen
P
Dit betekent dat:
• je de verzamelde gegevens analyseert
• je de juiste verbanden legt
• je logische conclusies trekt
zodat:
• je de zorgbehoefte goed in kaart brengt, de juiste zorgdoelen
stelt en hierbij geschikte activiteiten kiest.
Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid enwelbevinden
E Samenwerken en
overleggen
–– anderen raadplegen en
betrekken
–– afstemmen
–– proactief informeren
P
Dit betekent dat:
• je, indien nodig, andere zorgverleners inschakelt
• jemet andere zorgverleners overlegt
• je alle betrokkenen volledig informeert
• je op tijd belangrijke zakenmeldt
zodat:
• er een professionele samenwerking bestaat rondom de
persoonlijke verzorging.
F Ethisch en integer
handelen
–– ethisch handelen
–– integer handelen
–– verschillen tussenmensen
respecteren
P
Dit betekent dat:
• je handelt volgens ethischemaatstaven van de beroepscode
en de organisatie
• je eerlijk en betrouwbaar bent
• je discreet omgaat met gevoelige zaken
• je de verschillen tussen cliënten accepteert en respecteert
• je zowel verbaal als non-verbaal duidelijk communiceert
zodat:
• je de cliënt respectvol behandelt bij de persoonlijke
verzorging en in voorkomende gevallen bij terminale zorg.
J Formuleren en
rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
P
Dit betekent dat:
• je je bevindingen rapporteert
• je onderscheidmaakt tussen hoofd- en bijzaken
zodat:
• betrokkenen altijd over een kernachtige en actuele
rapportage over de gezondheidstoestand van de cliënt
beschikken.