Basisdocument Middenkader Engineering
99
Bijlage 7
Voorbeeld Niveaubepaling Nederlands
Niveaubepaling Gesprekken Nederlands 2F-3F-4F
Naam student:
Naam beoordelaar:
Opleiding:
Crebo:
Vereist niveau:
ROC
Opdracht
❒
Kwalificerend
❒
Ontwikkelingsgericht
STAP 1 Bepaal het niveau van de opdracht en kruis in de betreffende kolom één van de (beroeps)producten aan.
Bij een kwalificerende beoordeling dient het niveau van de opdracht te voldoen aan het vereiste niveau van de opleiding.
Niveau
2F
3F
4F
Omschrijving
niveau opdracht
Gesprek over alledaagse of niet-alledaagse
onderwerpen uit leefwereld en (beroeps-)opleiding,
waarin uiting gegeven wordt aan persoonlijke
mening, informatie uitgewisseld wordt en/of
gevoelens onder woorden worden gebracht.
Gesprek over onderwerpen uit de (beroeps-)
opleiding en/of van maatschappelijke aard, waarin
meerdere doelen bereikt moeten worden.
Gesprekken over een breed scala van onderwerpen
uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke
aard, waarin de informatie beargumenteerd en
onderbouwd wordt.
(Beroeps)
product n.a.v.
opdracht
Deelname aan:
❒
discussie
❒
overleg
❒
vakgesprek
❒
reflectiegesprek
❒
uitleg of instructie
❒
vraaggesprek
❒
………………………………….
Deelname aan:
❒
discussie
❒
debat
❒
overleg
❒
vakgesprek
❒
reflectiegesprek
❒
vraaggesprek
❒
……………………..
Deelname aan meningsvormende, beschouwende en
besluitvormende bijeenkomsten:
❒
discussie
❒
debat
❒
overleg
❒
vakgesprek
❒
reflectiegesprek
❒
vraaggesprek
❒
………………………………………………….
STAP 2 Stel vast of de student de opdracht inhoudelijk voldoende heeft uitgevoerd.
Let daarbij op of DOEL/DOELEN bereikt zijn.
❒
Goed / Voldoende
GO (ga verder met beoordeling)
❒
Onvoldoende
NO GO (= cijfer 1)
GO?
STAP 3
Kruis (1x per rij) het getoonde gedrag aan.
Kenmerken
taakuitvoering
Criteria 2F*
Criteria 3F*
Criteria 4F*
* De drie niveaus zijn cumulatief: een student op een hoger niveau beheerst alle vaardigheden die op een lager niveau genoemd worden.
Afstemming op
publiek
❒
Je maakt de juist keuze in het aanspreken van je
gesprekspartner(s) (formeel/informeel, woord-
gebruik, dialect, jongerentaal etc.).
❒
Je taalgebruik is consequent en past binnen de
gegeven situatie qua toon, doel en genre.
❒
Je taalgebruik is goed afgestemd op het doel, de
situatie en je gesprekspartners.
❒
Je kunt je gesprekspartner(s) goed volgen, hun
spreekdoel herkennen en reacties schatten.
❒
Je reageert adequaat op de uitingen van je
gesprekspartner(s) en vraagt zonodig naar meer
informatie of naar de bedoeling.
❒
Je reageert doeltreffend op de uitingen van je
gesprekspartners. Je vat samen en herformuleert
desgewenst ideeën en opvattingen.
❒
Je ondersteunt je woorden met passend non-
verbaal gedrag.
❒
Je ondersteunt je woorden met passend en
adequaat non-verbaal gedrag.
❒
Je ondersteunt je woorden met effectief non-
verbaal gedrag.