-
heeft specialistische kennis van medicatieveiligheid binnen de verantwoordelijkheid van de
doktersassistent
-
kan het onderscheid benoemen tussen de generieke geneesmiddelen, de werkzame stoffen en de
verschillende toedieningsvormen
Oriënteren
Zorg dat je goed weet wat er van je verwacht wordt. Lees de opdrachten en feedbacklijst. Beantwoord de
volgende vragen:
Welke kennis heb je over medicatieveiligheid?
Ga na hoe de geneesmiddel gerelateerde informatie in het medicatieoverzicht van de patiënt wordt
verwerkt.
Bespreek met andere leerlingen en collega’s welke zelfzorgmiddelen en veelal worden gebruikt en
welke soorten interacties voorkomen
Ga na hoe de afstemming is met de apotheek
In het kort:
Oriënteer je, hoe de medicatieveiligheid wordt bewaakt en welke acties je moet ondernemen
Planning, zie schema. (bijlage)
In het kort:
Plan hoe je de medicatieveiligheid gaat oefenen en wanneer je het reflectieverslag schrijft. Maak een
afspraak met je begeleider om de feedback te bespreken.
Uitvoeren
Voer de opdracht uit volgens je planning.
Vraag je begeleider regelmatig om feedback.
In het kort:
Voer de opdrachten van medicatiebewaking uit volgens planning.
Controleren
Controleer (met je werkbegeleider) of je de opdracht uitgevoerd hebt.
Heb je het resultaat bereikt?
Heb je voldoende kennis om de opdracht uit te voeren?
Kun je geneesmiddel gerelateerde informatie in het medicatieoverzicht van de patiënt verwerken?
Heb je besproken met andere leerlingen en collega’s welke zelfzorgmiddelen en veelal worden
gebruikt en welke soorten interacties voorkomen?
Weet je hoe de afstemming met de apotheek is?
Heb je gereflecteerd op jouw werkwijze?
Heb je het verslag geschreven?
Heb je om feedback gevraagd?