28
p staat voor productief gedrag
Je voert deels op eigen initiatief een taak uit. Je lost problemen hierin creatief op.
Je bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Je vraagt advies of de nieuwe oplossingen ook juiste
oplossingen zijn. Dit betekent dat je minder structuur nodig hebt om zelfstandig activiteiten te onder-
nemen.
Je laat zien dat je inzicht hebt en kennis en vaardigheden kunt toepassen.
Je bent actief.
t staat voor transfer gedrag
Je voert binnen zeer uiteenlopende beroepssituaties je taken zelfstandig uit. Je bent in staat kennis,
houding en vaardigheden hierin toe te passen. Je ziet verbanden en kunt dit uitleggen.
Je bent proactief. Je oplossingen zijn origineel en deskundig binnen de grenzen van je beroep.
Verwachte score
In de kolom verwachte score van de monitor geeft u zelf aan welk gedrag u van een student verwacht.
Is dit in het materiaal niet vastgesteld dan kunt u dit zelf vastleggen. Het is denkbaar dat u voor een
aantal competenties aan het begin van de opleiding nog reproductief gedrag verwacht, terwijl u aan
het einde van de opleiding mogelijk productief gedrag verwacht. Meer achtergrondinformatie vindt u
in het visiedocument ‘Evalueren, Beoordelen en Kwalificeren van Competentieontwikkeling’ van
Stichting Consortium Beroepsonderwijs waarvan de nieuwste versie is te downloaden via de site
www.consortiumbo.nl.
In de kolom ‘resultaat r-p-t’ kan elke beoordelaar een score aangeven. In de kolom opmerkingen kan
elke beoordelaar aantekeningen maken over het gedrag van een student. Alleen heel opvallend ge-
drag, zowel in positieve als in negatieve zin, wordt vastgelegd.
Als de verwachte score en de score van de student worden ingevuld met kleine letters gaan we ervan
uit dat het een ontwikkelscore is. Als er hoofdletters worden gebruikt gaan we ervan uit dat het om
een kwalificerende score gaat.
Competentiescoretabel
Aan het einde van deze leereenheid, werkperiode of dit project wordt het de competentiescoretabel
ingevuld. Hierop kan de leerling zien hoe gedurende de hele periode is gefunctioneerd wat betreft de
ontwikkeling van je competenties. De monitor zal hiervoor een belangrijke input zijn.
Je scoort competenties altijd in relatie met werkprocessen. Het gaat erom dat een student een werk-
proces ‘naar verwachting’ uitvoert. Om zijn competentieontwikkeling te kunnen volgen heeft Stichting
Consortium Beroepsonderwijs een scoretabel ontwikkeld waarin via prognoses op gedrag (r-p-t) geke-
ken wordt of een student zijn competenties goed ontwikkeld.
Complexiteit: A-B-C-D
Docenten en begeleiders zullen in overleg met de leerlinge aangeven de beroepstaak in complexiteit
A, B, C of D- uitvoert. Het is duidelijk dat in het begin veel sturing, begeleiding en meegegeven wordt.
Aan het einde van de opleiding moet de leerling functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar.
Criteriumgericht interview
Een criteriumgericht interview is een gestructureerde manier van vragen naar specifiek gedrag, dat
tevoren als relevant is vastgesteld. Criteriumgericht interviewen is vragen naar gedrag dat een kandi-
daat in het verleden in specifieke situaties heeft vertoond en op die manier voorspellen welk gedrag
de kandidaat in soortgelijke situaties in de toekomst zal tonen.
Om te bepalen welke competenties de kandidaat in welke mate beheerst is een criteriumgericht inter-
view volgens het STARR-model zeer geschikt. De criteria die u met dit instrument meet zijn de com-
petenties met indicatoren die ook al bij het selfassessment en de portfolio zijn gebruikt.