10
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG - PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN - Fase 3
voldoende
goed
onvoldoende
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– vakspecifiek mentale
vermogens aanwenden
–– expertise delen
T
Dit betekent dat:
• je gesprekstechnieken en begeleidingstechnieken kunt
toepassen
• je relevante onderdelen van jouw expertise overdraagt aan
betrokkenen
• je de cliënt en andere betrokkenen stimuleert in actie te
komen
zodat:
• de cliënt steeds meer de regie gaat voeren over zijn leven
• betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden.
Werkproces 2.6 Ondersteunt het sociale systeem
C Begeleiden
–– adviseren
–– coachen
T
Dit betekent dat:
• je gericht advies geeft aan mensen uit het sociale netwerk
van de cliënt over uitvoering en ondersteuning
• je mensen uit het sociale netwerk mogelijkheden biedt een
actieve rol te spelen in de ondersteuning van de cliënt
zodat:
• zij een rol kunnen en willen spelen in de ondersteuning van
de cliënt.
K Vakdeskundigheid
toepassen
–– expertise delen
T
Dit betekent dat:
• je expertise met betrekking tot de aanpak en begeleiding
van de cliënt overdraagt aan mensen uit het sociale netwerk
van de cliënt
• je kennis van het ziektebeeld van de cliënt overdraagt aan
mensen uit het sociale netwerkwerk van de cliënt
zodat:
• mensen uit het sociale netwerk de cliënten kunnen
begeleiden en ondersteunen.
U Omgaan met
verandering en
aanpassen
–– met diversiteit (tussen
mensen) om kunnen gaan
P
Dit betekent dat:
• je je gedrag en omgangsvormen aanpast aan betrokkenen uit
het sociale netwerk van de cliënt
• je je communicatie aanpast aan de gesprekspartners
• je rekening houdt met cultuurverschillen
zodat:
• er een samenwerkingsrelatie ontstaat tussen alle
betrokkenen van het sociale netwerk van de cliënt.