4
|
D-pupillen
Voorwoord
Mijn zoon is elf. In september wordt hij twaalf. Hij is tweebenig.
Zijn rechterbeen is net iets sterker dan zijn linker. Toch staat hij in de D2
van SV Spakenburg het liefst linksbuiten. Hij is niet zo’n dribbelaar, geeft
de bal graag af aan een ander. Dat is leuk om te zien, zo was ik ook.
Toen we nog in Engeland woonden, voetbalde Mitchel bij Hadley Rangers.
Een lokaal clubje ten noorden van Londen, op een half uur rijden van het
Emirates Stadium. In zijn team stond hij een tijdje op doel. Dat wilde hij zelf.
Tegen de oude keeper zei hij brutaal: laat mij daar maar staan, die ballen
mogen er niet meer in. Ik zei er niks van, maar ik was er niet heel gelukkig
mee. Na een tijdje had hij het wel gezien en stond hij weer voorin. Mooi,
dacht ik stiekem.
Van dat team was ik nog een tijdje coach. Kinderen onder de tien jaar
spelen in Engeland partijtjes 7 tegen 7, net als in Nederland. Verder is daar
alles anders. Voetbalclubs met kantines kennen ze niet. Het lijkt meer op
straatvoetbal, maar dan in parken. De sfeer is heel ontspannen. Toch denk
ik dat het clubvoetbal in Nederland beter is om kinderen te leren voetballen.
Ze leggen hier een duidelijke route af, van F tot en met A. Daar ben je op je
vijftiende uitgespeeld. Wil je verder, dan moet je stage lopen. Dat weer
houdt spelers ervan om door te gaan. Maar één ding doen Engelsen in het
jeugdvoetbal heel goed.
Enjoy the game!
is alles wat ze bij een wedstrijd
zeggen. Ze zijn daar niet met het resultaat bezig.
Toen we terug naar Nederland kwamen, meldde Mitchel zich aan bij de
E-pupillen van Spakenburg. Daar speelden ze ook 7 tegen 7. In zijn team
was al een spits en een rechtsbuiten, maar op links was nog een plekkie
vrij. Dat kwam mooi uit. Het voelde meteen vertrouwd. Dit seizoen werd hij
met de D2 kampioen in de tweede klasse. Door mijn werk mis ik zijn
trainingen en soms ook zijn wedstrijden. Ze spelen op hetzelfde tijdstip als
Ajax D2, het team dat ik train en coach.
Nu wil mijn zoon op links niet meer weg. Naar het middenveld zakken ziet-ie
niet zitten. Wil je niet wat meer in het midden spelen, vraag ik hem wel eens.
Een nummer 10 worden? Nee, en nog eens nee. Hij is gelukkig zo. Met zijn
rechterbeen kan hij heel goed binnendoor, maar ook prima buitenom.