CZW20120116 - page 12

10
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
MEDEWERKERMAATSCHAPPELIJKE ZORG - Fase 2
voldoende
goed
onvoldoende
U Omgaanmet
verandering en
aanpassen
–– aanpassen aan veranderde
omstandigheden
p
Dit betekent dat:
• je handelt in geval van agressie, grensoverschrijdende of
moeilijke situaties
• je flexibel bent in je handelen in situaties van agressie,
grensoverschrijdende of andere lastige situaties
• je de interventies in geval van agressie, grensoverschrijdend
gedrag uitvoert volgens plan van aanpak
• je de richtlijnen van de organisatiemet betrekking tot
agressie, crisissituaties en grensoverschrijdend gedrag kent
en toepast
• je de wettelijke voorschriften weet toe te passen in geval
van agressie, crisissituaties of grensoverschrijdend gedrag
zodat mede door jouw handelen:
• er geen gevaar ontstaat voor cliënten en overige betrokkenen
• schade wordt voorkomen
• cliënten leren van situaties die zich voordoen.
Werkproces 3.3 Stemt de werkzaamheden af met de betrokkenen
E Samenwerken en
overleggen
–– afstemmen
–– anderen raadplegen en
betrekken
p
Dit betekent dat:
• je demening vraagt van collega’s (eventueel
multidisciplinair)
• je overleg voert met collega’s (eventueel multidisciplinair)
• je relevante informatie over de cliënt inbrengt in het
multidisciplinaire team
• je een positieve opstelling inneemt in het team
• je weet welke consequenties er verbonden zijn aan je eigen
acties
zodat mede door jouw bijdrage:
• er een soepele samenwerking is in het (multidisciplinaire)
team
• de dienstverlening van het (multidisciplinaire) team
eenduidig is.
Q Plannen en
organiseren
–– doelen en prioriteiten
stellen
p
Dit betekent dat:
• je duidelijke en haalbare doelen kunt stellen
• jemogelijke knelpunten kunt aangeven
• je duidelijkheid kunt geven over je werkzaamheden aan je
collega’s
zodat jij er zorg voor draagt:
• dat de continuïteit van begeleiding en zorg gewaarborgd is.
Werkproces 3.6 Evalueert de geboden ondersteuning
D Aandacht en begrip
tonen
–– luisteren
p
Dit betekent dat:
• je de cliënt vraagt naar zijn ervaringen, ideeën en gevoelens
over de zorg en begeleiding die je hebt geboden
• je andere betrokkenen vraagt naar hun ervaringen, ideeën en
gevoelens over de zorg en begeleiding die je hebt geboden
• je aandachtig luistert
zodat:
• je voldoende relevante informatie hebt verzameld om te
gebruiken bij de evaluatie van de zorg en begeleiding.
1...,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11 13,14,15,16
Powered by FlippingBook