E-pupillen
|
9
Richard van de Pol (30), trainer-coach van de E
-
1 van RVC’33, stuurt zijn auto over de
smalle strook asfalt tussen slootjes van de graslandpolders in het Groene Hart. Een
zaterdagochtend in februari. De dichte mist beneemt hem het zicht op de torenspits van
Reeuwijk-Dorp, een plaatsje in Zuid-Holland tussen Gouda en Boskoop. Vlak daarachter,
weet hij, liggen de goedgekeurde velden van zijn voetbalvereniging.
De rooms-katholieke Voetbalvereniging Concordia: alleen de laatste twee termen
worden door deze club nog beleden. Voetballen – in eendracht graag. RVC’33 is een
club van ruim 600 leden, maar het is meer dan een paar velden en een kantine. In dit
dorpje van 12.000 inwoners is het de plek waar mensen samenkomen.
De enige andere voetbalvereniging in de wijde omtrek is CVC, in het chique Reeuwijk-
Brug aan de plassen. Kakkers – in de ogen van de boertjes hier in de polder. Tussen
jonge leden onderling bestaat geen enkele rivaliteit, maar tussen de oudere is het soms
grimmig. Langs de lijn bij de dorpse derby kunnen ze maar moeilijk hun mond houden.
Er móet en zal worden gewonnen. Dat heeft Richard helemaal niet. Winnen, scoren?
Niet zo interessant. Zijn E
-
1 laten voetballen, dat is wat hij wil.
Eindelijk weer voetbal! Na de lange winterstop raakten vorige week de velden weer
bedekt onder een nieuwe laag sneeuw. Die is nu weg. Het vriest wel – maar ook op het
kunstgras van tegenstander Bodegraven gaat het programma gewoon door. Daar speelt
straks zijn E
-
1. In december verloren ze thuis van ditzelfde Bodegraven. Wat er met zijn
spelers toen aan de hand was, begrijpt hij nog steeds niet. Donkere dagen, eindeloze
regen, matige opkomst bij de training.
Niet dat hij daar nu mee bezig is. De kinderen zelf al helemaal niet. Vandaag is
alles weer anders.
Volwassenen
Clubvoetbal is van oorsprong iets van volwassenen. Inmiddels is de jeugdafdeling
meestal groter dan de seniorenafdeling, maar het traditionele verenigingsbelang telt
nog altijd. Identiteit, rivaliteit, kampioenschap, promoveren, wedstrijden koste wat
kost winnen – als het moet tegenstanders ‘doormidden’ schoppen – ze wegen voor
volwassenen zwaar. Waarden, die sommige coaches ook hanteren voor de jeugd.
Toch is de jeugdspeler geen kleine volwassene. Die komt niet alleen om te winnen.
Hij komt vooral om te bewegen, te proberen, te lachen.
Hij komt naar een club om zich te ontwikkelen. ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toe-
komst’, staat in menig clubstatuut. De jeugd als bezit. Waarmee andere doelen
kunnen worden nagestreefd dan die van de jeugd zelf. Willen we kampioen worden?
Dan zullen we moeten selecteren, doorselecteren. En elke week moeten we spelen
in de allersterkste opstelling. Wil onze linksachter ook weleens linksvoor spelen en
doelpunten maken? Helaas. En als-ie klaagt, begint-ie als reserve.