2 INFORMATIE VOOR DE STUDENT
15
Personeel en organisatie
2.4
CESUUR
Examen
• Voor het behalen van dit examen moet je voor elke kerntaak ten
minste een ‘
V
oldoende’ behalen.
Kerntaak
• Een kerntaak is ‘
V
oldoende’ als alle onderliggende
werkprocessen tenminste beoordeeld zijn met ‘
V
oldoende’.
• Een kerntaak is ‘
G
oed’ als 55% van de onderliggende
werkprocessen beoordeeld is met ‘
G
oed’ en de overige
werkprocessen met ‘
V
oldoende’.
Werkproces
• Een werkproces is ‘
V
oldoende’ als 55% of meer van de
onderliggende competenties met ‘
V
oldoende of
G
oed’ is
beoordeeld.
• Een werkproces wordt beoordeeld met
G
oed als 55% of meer
van de competenties is beoordeeld met
G
oed en de overige
competenties met ‘
V
oldoende.
Competentie
• Een competentie wordt beoordeeld met ‘
V
oldoende’ als alle
bijbehorende producten met een ‘
V
oldoende’ beoordeeld zijn.
Je hebt het gewenste gedrag laten zien met het bijbehorende
resultaat en je hebt voldoende kennis en vaardigheden getoond.
• Een competentie wordt beoordeeld met ‘
G
oed’ als alle
bijbehorende producten met een ‘
V
oldoende’ of ‘
G
oed’
beoordeeld zijn. Je gedrag is bovengemiddeld en/of je toont
bovengemiddelde kennis of vaardigheden.
• Competenties behorende bij de werkprocessen 1.3 E, I en J, 1.5
E, J, M enY, 1.6 A, B en C, 1.7 A zijn voor je kwalificering kritische
competenties. Bij de score ‘
O
nvoldoende’ wordt het bijbehorende
werkproces automatisch beoordeeld met ‘
O
nvoldoende’.