15
STAP 3 VOORBEREIDEN
13 Welke beitel is stabieler in gebruik: een blindboorbeitel of een
doorboorbeitel? Geef aan waarom.
Afbeelding 3:
14 Bij het inwendig uitdraaien heb je vaak te maken met een grote
uitsteeklengte van de beitel. Je hebt de keuze tussen een beitel
met een grote of een kleine schachtdiameter. Welke kies je
dan?
15 Waardoor wordt de keuze van deze schachtdiameter beperkt?
16 Tijdens het verspanen wordt de binnenboorbeitel bot. Je
vervangt de beitel door een andere, maar deze heeft een
kleinere schachtdiameter. Onderzoek welke invloed dit heeft op
het verspaningsproces en de nauwkeurigheid van het werkstuk.
17 Waarom is het vrijloopvlak bij het inwendig uitdraaien in de
praktijk kleiner? Laat dit zien aan de hand van een tekening.
18 Welke veiligheidsaspecten spelen bij het inwendig draaien een
belangrijke rol?
19 Tijdens het draaien is de geluidsterkte 95 dB(A). Gebruik je dan
gehoorbescherming? Verklaar je antwoord.
20 Noem een nadeel van oordopjes.
21 Je hebt de hele dag staan ontvetten. Aan het einde van de dag
heb je een knallende hoofdpijn. De volgende dag zegt je baas
dat je hetzelfde werk weer gaat doen. Je hebt er niet zo veel zin
in om weer met een knallende hoofdpijn naar huis te gaan.
a Wat doe je in zo’n situatie?
b Wat is volgens jou de oorzaak van die hoofdpijn?
c Wat kun je doen om geen hoofdpijn meer te krijgen?
Bij inwendig draaien zie je niet meteen wat je doet. Dus ook niet hoe
ver je bent.
Tussentijds meten is daarom belangrijk.
Het gaat dus om het meten tijdens het draaiproces, en nog niet om
de eindmeting.