Background Image
Table of Contents Table of Contents
Previous Page  96 / 109 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 96 / 109 Next Page
Page Background

Bijlage 12 Niveaubepaling gespreksvaardigheid

Niveaubepaling Gesprekken Nederlands 1F-2F-3F

Naam student:

Naam beoordelaar:

Opleiding:

Crebo:

Vereist niveau:

ROC

Opdracht

Kwalificerend

Ontwikkelingsgericht

STAP 1 Bepaal het niveau van de opdracht en kruis in de betreffende kolom één van de (beroeps)producten aan.

Bij een kwalificerende beoordeling dient het niveau van de opdracht te voldoen aan het vereiste niveau van de opleiding.

Niveau

1F

2F

3F

Omschrijving

niveau opdracht

Eenvoudig❒gesprek❒over❒vertrouwde❒onderwerpen❒in❒

het❒dagelijks❒leven❒op❒en❒buiten❒school.❒

Gesprek❒over❒alledaagse❒of❒niet-alledaagse❒

onderwerpen❒uit❒leefwereld❒en❒(beroeps-)opleiding,❒

waarin❒uiting❒gegeven❒wordt❒aan❒persoonlijke❒

mening,❒informatie❒uitgewisseld❒wordt❒en/of❒

gevoelens❒onder❒woorden❒worden❒gebracht.

Gesprek❒over❒onderwerpen❒uit❒de❒(beroeps-)

opleiding❒en/of❒van❒maatschappelijke❒aard,❒waarin❒

meerdere❒doelen❒bereikt❒moeten❒worden.

(Beroeps)

product n.a.v.

opdracht

Deelname❒aan:

discussie

overleg

vakgesprek

reflectiegesprek

uitleg❒of❒instructie

……………………….

Deelname❒aan:

discussie

overleg

vakgesprek

reflectiegesprek

uitleg❒of❒instructie

vraaggesprek

………………………………….

Deelname❒aan:

discussie

debat

overleg

vakgesprek

reflectiegesprek

vraaggesprek

……………………..

STAP 2 Stel vast of de student de opdracht inhoudelijk voldoende heeft uitgevoerd.

Let daarbij op of DOEL/DOELEN bereikt zijn.

Goed❒/❒Voldoende❒

❒ GO❒(❒ga❒verder❒met❒❒beoordeling)

Onvoldoende❒

❒ NO❒GO❒(=❒cijfer❒1)

GO?

STAP 3

Kruis (1x per rij) het getoonde gedrag aan.

Kenmerken

taakuitvoering

Criteria 1F*

Criteria 2F*

Criteria 3F*

* De drie niveaus zijn cumulatief: een student op een hoger niveau beheerst alle vaardigheden die op een lager niveau genoemd worden.

Afstemming op

publiek

Je❒past❒je❒taalgebruik❒aan❒aan❒je❒

gesprekspartner(s).

Je❒maakt❒de❒juist❒keuze❒in❒het❒aanspreken❒van❒je❒

gesprekspartner(s)❒(formeel/informeel,❒woord-

gebruik,❒dialect,❒jongerentaal❒etc.).

Je❒taalgebruik❒is❒consequent❒en❒past❒binnen❒de❒

gegeven❒situatie❒qua❒toon,❒doel❒en❒genre.

Je❒kunt❒je❒gesprekspartner(s)❒redelijk❒volgen,❒tenzij❒

ze❒voor❒onverwachte❒wendingen❒in❒het❒gesprek❒

zorgen.

Je❒kunt❒je❒gesprekspartner(s)❒goed❒volgen,❒hun❒

spreekdoel❒herkennen❒en❒reacties❒schatten.❒

Je❒reageert❒adequaat❒op❒de❒uitingen❒van❒je❒

gesprekspartner(s)❒en❒vraagt❒zonodig❒naar❒meer❒

informatie❒of❒naar❒de❒bedoeling.

Je❒ondersteunt❒je❒woorden❒met❒non-verbaal❒

gedrag.

Je❒ondersteunt❒je❒woorden❒met❒passend❒non-

verbaal❒gedrag.❒

Je❒ondersteunt❒je❒woorden❒met❒passend❒en❒

adequaat❒non-verbaal❒gedrag.❒

96

Examendossier