Previous Page  86 / 147 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 86 / 147 Next Page
Page Background

©

Academie

ǀ seizoen 2013/’14

Studiegids/ werkboek

85

STAP 3: GERICHT COACHEN

Welke eisen stel je aan het aanvallen/ opbouwen? Welke aanwijzingen horen bij de

eisen die je stelt aan het aanvallen/ opbouwen?

Om het team/de spelers gericht te kunnen coachen bepaal je welke eisen je aan het aanvallen

stelt om het opbouwen te verbeteren.

Deze eisen kun je terugvinden op de PDF uitwerking en zijn gericht op wat karakteristiek is voor

het aanvallen binnen deze vorm. Je omcirkelt/arceert op basis van de gekozen oefenvorm 1 tegen

1 met 4 doeltjes bijvoorbeeld: ‘…doelgericht’, ‘…balbehandeling in het spel: dribbelen/drijven, aan-

en meenemen, passen, schieten’, ‘…versnellen met de bal’, ‘…kappen van de bal’, ‘…afschermen

van de bal’, ‘…veranderen van richting met de bal’, ‘…kiezen van het moment en de richting van

de passeeractie’, ‘…passeeracties om bal vrij te krijgen (schijnbeweging)’ en ‘…zodra bal vrij is

(binnen schotafstand), schieten’.

Op basis van de eisen die gesteld worden aan het verdedigen en aanvallen worden er

aanwijzingen gegeven. Alle aanwijzingen geven is teveel van het goede. Op basis van de

gestelde eisen kies je een aantal die hierop aansluiten. Deze noteer je onder het kopje voor wie

de aanwijzing is bedoeld. Bijvoorbeeld:

De speler:

niet te snel

speel de bal niet te ver voor je uit (kleine tikjes)

bal aan een elastiekje houden

kijk waar je naar toe moet (waar is het doel?)

ga plotseling een andere kant op (richtingsverandering)

maak de schijnbeweging op het moment dat de verdediger er net nog niet bij kan (niet te vroeg,

niet te laat)

als je er voorbij bent snel wegrennen (versnellen)

ga tussen de bal en de tegenstander lopen/ staan dan kan die hem niet afpakken

schieten als het kan

Medespeler(s) van de balbezitter:

maak ruimte voor de speler met de bal (loop niet in de weg)

ga daar staan dat je de bal kunt ontvangen (geen tegenstander tussen jou en de bal)

Het team:

verdeel je over de ruimte

maak de speelruimte groot (lengte en breedte)

Omdat het gaat om het verbeteren van de technische basisvaardigheden zullen de aanwijzingen

ook ‘op het lichaam gericht’ zijn. Met andere woorden: vraag jezelf bij alles wat je ziet af: wat,

waar, wanneer én hoe de actie wordt uitgevoerd. Door met deze bril naar je spelers te kijken,

voorkom je dat hun handelingen alleen maar op schoonheid worden beoordeeld. Iets is al snel

‘mooi gedaan’ of ‘nuttig’. Om je spelers werkelijk beter te leren voetballen, helpt deze analyse met

het vinden van de ware, precieze verbeterpunten.

In plaats van de aanwijzing ‘houd de juiste spanning in de voet en enkel’ is het beter om te laten

zien wat er gebeurt als de spanning niet goed is. Je laat zien dat ‘een strak been’ het wegspringen

van de bal veroorzaakt. De bal wordt dan te ver vooruit gespeeld. Een eigen voorbeeld of een

voorbeeld van een speler (en simpele woorden) zal het meeste effect hebben bij F-pupillen.

Het voorbeeld hieronder is gebaseerd op aanvallen.

Aanvallen – de (doelgerichte) balbehandeling tijdens het spel – staat centraal bij de F-jes.

Bij de E-pupillen komt het verdedigen als mogelijke doelstelling erbij. De aanwijzingen die

gegeven worden aan de verdediger in het voorbeeld van 1 tegen 1 met 4 doeltjes moeten

dus worden gezien als een voorwaarde om het aanvallen te verbeteren.