9
Oriënteren
1.5
Tijdens de reparatie kan de klant niet rijden in de auto.
Dat kan problemen voor de klant opleveren.
1 De klant kan niet over de auto beschikken. Benoem hoe je dit
probleem voor de klant kunt oplossen
1.6
Ga met je basisgroep bij elkaar zitten.
Bekijk met je basisgroep het meegebrachte defecte onderdeel of
de foto.
1 Bespreek het defect aan het uitlaatdeel. Gebruik daarbij de
volgende vragen:
a Wat voor uitlaatsysteem is het?
b Wat is de oorzaak van dit defect en hoe kun je dit
voorkomen?
1.7
1 Welke kennis en vaardigheden moet je bezitten om een
uitlaatsysteem te kunnen repareren? Gebruik hiervoor
bijlage 1.
2 Heb je al eerder een uitlaatsysteem gerepareerd? Hoe deed je
dat? Schrijf op hoe je dat deed. Als je dit kunt aantonen, ga je
met het bewijs naar je begeleider. Overleg of je door mag gaan
naar stap 6.
1.8
Vraag aan je begeleider om informatie (PowerPoint / Dvd) over het
inlaatsysteem.
Bekijk samen met je basisgroep de informatie.
Bespreek samen de informatie aan de hand van de volgende
vragen.
1 Waarom is het inlaatsysteem noodzakelijk voor een auto?
2 Uit welke delen is een inlaatsysteem opgebouwd?
1.9
Meestal komt een klant als er een defect is aan het inlaatsysteem.
1 Waarom moet een reparatie aan het inlaatsysteem zo snel
mogelijk worden uitgevoerd?
2 Waarom moet iemand niet te lang doorrijden met een defect
aan het inlaatsysteem?
1.10
1 Welke kennis en vaardigheden moet je bezitten om een
inlaatsysteem goed te kunnen repareren? Gebruik hiervoor
bijlage 1.
2 Heb je al eerder een inlaatsysteem gerepareerd? Hoe deed je
dat? Schrijf op hoe je dat deed. Als je dit kunt aantonen, ga je
met het bewijs naar je begeleider. Overleg of je door mag gaan
naar stap 6.