5
VERBETEREN VAN DE LEEFSITUATIE VAN HET KIND/DE JONGERE
Werkprocessen met de competenties van deze
beroepsprestatie
Nummer en titel van het werkproces
Competenties bij het werkproces
2.5
Ondersteunt het kind/de jongere bij werk,
scholing en vrije tijd
C
Begeleiden
E
Samenwerken en overleggen
Typering
Als pedagogisch medewerker jeugdzorg ondersteun je het kind/de jongere bij zijn werk, scholing
en vrije tijd. Je motiveert en activeert hem om zijn gewenste sociale netwerk te benutten en te
versterken. Je stimuleert het kind/de jongere om zelf initiatief te nemen en geeft waar nodig
advies, aanwijzingen, voorbeelden en keuzemogelijkheden. Je betrekt hierbij zoveel mogelijk het
gezin en het sociale netwerk van het kind/de jongere.
Jennifer woont een tijd in een instelling voor Begeleid Wonen. Daar heeft ze een eigen
zit-/slaapkamer. De keuken en badkamer deelt ze met andere jongeren. De begeleiding is
ingedeeld in twee fases. In de eerste fase ligt de nadruk op opvoeding, in de tweede fase
ligt de nadruk op begeleiding.
Jennifer leert onder meer:
• de dag zinvol te besteden en vrije tijd goed in te vullen
• sociale vaardigheden te gebruiken om zichzelf te redden
• een huishouden te runnen
• haar geld goed te beheren.
Jennifer heeft moeite om haar dag zinvol te besteden en haar vrije tijd goed in te vullen.
Als het aan haar ligt, komt ze rond het middaguur uit bed. Jennifer dreigt haar dag- en
nachtritme om te draaien. Het gevolg is dat Jennifer overdag steeds passiever en lustelozer
wordt. Hans, de pedagogisch medewerker jeugdzorg, besluit om samen met Jennifer een
weekplanning te maken met betrekking tot haar dagbesteding. Hij overlegt met haar en
haar moeder welke bezigheden ze thuis fijn vond om te doen.