77
Basisdocument motorvoertuigentechniek
Bijlage 18 stappenplan bij het communiceren
informatie
bron
zender
ontvanger
(publiek)
feedback
medium
boodschap:
onderwerp,
doel, thema
= filter en
/
of ruis
zender
ontvanger
wordt ontvanger
wordt zender
a =
afstemming op
doel
doel:
Wat wil/moet de zender bereiken met deze boodschap? (informeren,
activeren, mening vormen)
onderwerp:
Wat is het onderwerp van de boodschap:
thema(’s):
Wat wordt er over het onderwerp gezegd? Wat moet er over het
onderwerp gezegd worden? (Feiten / meningen / argumenten)
b =
afstemming op
publiek
publiek:
Voor wie is de boodschap bestemd? Hoe spreek je dat publiek aan?
(denk bijv. aan functie of belangrijkheid van de persoon, voorkennis van het
onderwerp, taal, opvattingen)
c =
medium en
bijbehorende
conventies
bepalen
medium:
Welk medium is voor dit doel en dit publiek geschikt / gebruikt?
conventies:
Welke (spel)regels gelden voor dit medium?
d =
opbouw en
samenhang
bepalen
opbouw en samenhang van de boodschap:
Rekening houdend met de conventies, met dit publiek, dit doel, dit onderwerp
en deze thema’s, wat komt er dan in:
Inleiding:
Kern:
Welke signaal- en verwijswoorden geven samenhang aan de tekst?
Welke alinea’s, paragrafen etc.?
Slot:
e =
ruis voorkomen
ruis:
Welke mogelijke ruis kan er ontstaan en (hoe) kan ik dat voorkomen?
(spelling, grammatica, woordgebruik, verstaanbaarheid, leesbaarheid etc.)