F-pupillen
|
233
Voor beide buitenspelers heeft Johan ook een ontwikkelpunt. Dox haalt
te weinig de achterlijn, Sam doet dat juist te veel. Tegen de tijd dat-ie
eindelijk eens langs zijn mannetje is, staan ze voor het doel allemaal al
gedekt. Wat had je ook kunnen doen? vraagt Johan dan. Precies, terug
leggen. Toch? Als je tegen zo’n jongen zegt: doe maar lekker wat je wilt,
dan ontwikkelt-ie zich toch niet?
Maar het moeilijkste is de ouders. Ze snappen Johan soms niet,
begrijpen niet waar hij eigenlijk mee bezig is. Voor de huldiging van de
F3 als najaarskampioen was de vader van Jesse eens op hem afgestapt.
Die verweet Johan dat-ie zijn zoon op steeds weer een andere plek op
het veld opstelde. Zo kan zijn zoon zich toch nooit specialiseren? Deze
kritiek verbaasde Johan echt. Inderdaad, hij stelt Jesse zowel voorin, in
het midden, links, rechts, in de spits als desnoods achterin op. Maar dat
doet hij omdat Jesse een van de weinige spelers is die op al die posities
goed uit de voeten kan. Hij is juist veelzijdig! Het kampioensfeestje was
voor Johan toen al grondig verpest.
Ratio en emotie van de vaders van zijn spelers lopen zo door elkaar,
valt Johan op. Misschien moet hij ze beter en vaker uitleggen wat hij doet
en waarom hij het doet. Maar zoveel wordt er niet op hem gemopperd. Ze
winnen toch alles. En zolang er wordt gewonnen, klaagt er verder
niemand. Op zijn velletje papier noteert hij: ‘0-8’.
Het uitvoeren van voetbalhandelingen
Techniek, tactiek, fysiek, mentaliteit – bij het lezen van de wedstrijd denken
sommige coaches graag in deze termen. De KNVB onderscheidt deze
zaken niet. Het is beter te denken in teamfuncties (aanvallen, omschakelen
en verdedigen), teamtaken (opbouwen, scoren, storen en doelpunten
voorkomen) en de individuele voetbalhandelingen daarbinnen.
Kom je bij het lezen van de wedstrijd tot de conclusie dat bepaalde zaken
beter kunnen? Stel jezelf dan de volgende vragen. Waarom lukt het (nog)
niet? Wat kan de speler aan de bal beter doen? Wat kunnen de spelers
zonder de bal beter doen? Wat is de rol van de tegenstander? Bij elke
handeling die je ziet – tijdens het aanvallen én verdedigen – kun je jezelf
steeds dezelfde vier vragen stellen.
‘Is de juiste positie gekozen?’
‘Wordt het juiste moment herkend?’
‘Heeft de actie de juiste snelheid?’
‘Heeft de actie de juiste richting?’