72
|
F-pupillen De bekerwedstrijd
‘Jesse, jij erin voor Dani. Dani eruit!’
Dani staat nog geen minuut tussen de
mannen langs de lijn als hij aan zijn vader vraagt:
‘Waarom gaat Sam niet naar de bal toe?’
Dani is niets ontgaan. In de kleedkamer zojuist werd Sam door Johan
in weinig positieve zin onderscheiden. Langs de lijn valt zijn naam vaker
dan die van andere spelers. Zegt iemand ‘kom op’ of zoiets? Dan is er
iets niet goed. Arnoud gaat er niet op in. Daarop duikt Dani een paar keer
buikschuivend het veld in.
‘Dani, buiten de lijnen.’
‘Johan, hoe lang nog?’
‘Eén minuutje, Dani’, gokt Johan. Waarschijnlijk langer, maar van hem
mag Dani er wel weer in. Hij wisselt Dani bij voorkeur in de rust. Dani is
namelijk Oost-Indisch doof als hij wordt geroepen om te wisselen. Dan
speelt hij vrolijk door. Maar dit keer meldde hij zich snel aan de kant.
Dani moet echt heel moe zijn.
KNVB-tip: concentreer je op voetbalhandelingen
Laat je blik op het spel en je spelers niet vertroebelen door
abstracte beelden waar je in de praktijk toch niets mee
kunt. ‘Ik heb geen grip op die jongen.’ Redeneer niet vanuit
vaste, gekleurde stellingen. ‘Hij is gewoon een maatje te
klein.’ Benoem voor jezelf concreet wat je ziet, niet wat je
denkt of altijd al dacht. ‘Hij deinst terug voor de bal als er
een tegenstander in de buurt is, hoewel hij normaal de bal
graag heeft.’ Beïnvloed spelers door te appelleren aan wat
zij graag willen. Roep niet: ‘Sam, hou het veld breed!’ Zeg
als hij wissel staat: ‘Sam, wat wil jij graag? Dribbelen en
voorzetten? Dan kun je het beste aan de zijkant vrij lopen,
dan kom je maar één speler tegen in plaats van drie.’