Gespecialiseerd pedagogisch medewerker 4 kinderopvang
Competentiewijzer
15
Competentie L: Materialen en middelen inzetten
Werkprocessen:
2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden
(BP 1.2, BP 2.3)
Componenten:
materialen en middelen doeltreffend gebruiken
Eindgedrag:
Je bent op de hoogte van de werking van schoonmaakmiddelen en materialen en maakt daar verantwoord
gebruik van, zodat je verspilling en onnodige belasting van het milieu voorkomt en je de hygiëne bevordert.
2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan
(BP 1.3, BP 2,5, BP 3.1)
Componenten:
materialen en middelen doeltreffend gebruiken, geschikte materialen en middelen kiezen
Eindgedrag:
Je kiest sport-, spel- en speelmaterialen die aansluiten bij de behoeften en ontwikkeling van het kind/de
jongere.
Je gebruikt deze materialen (evt. in overleg met betrokkenen) effectief en vindingrijk, zodat je de
ontwikkeling van het kind/de jongere stimuleert.
3.7 Voert beheertaken uit
(BP 2.2, BP 3.5)
Componenten:
goed zorg dragen voor materialen en middelen
Eindgedrag:
Je zorgt ervoor dat apparatuur, materialen en werkruimte onderhouden worden, zodat je voldoende
materialen en middelen beschikbaar hebt om de continuïteit van de opvang en begeleiding te garanderen.
Kennis. Je kent
Vaardigheden. Je kunt
Houding. Je bent
•
•
ontwikkelingspsychologie
(ontwikkeling van kinderen/jongeren
op cognitief, motorisch, sociaal en
emotioneel gebied)
•
•
sociale vaardigheden
•
•
sport en spel
•
•
regelgeving m.b.t. veiligheid en
ergonomisch werken
•
•
milieuvoorschriften
•
•
de financiële mogelijkheden van de
organisatie waar je werkt
•
•
de verschillende materialen en
middelen die je kunt gebruiken bij
ontwikkelingsgerichte activiteiten
•
•
verschillende activiteiten voor de
doelgroep
•
•
methoden voor middelen- en
materiaalbeheer
•
•
het begrip budgettering
•
•
rekenvaardigheden
•
•
ICT
•
•
methodiek voor- en vroegschoolse
educatie VVE
•
•
...............................................
•
•
creativiteit en beeldende vorming
gebruiken en toepassen
•
•
planmatig werken
•
•
budgetteren
•
•
financiële verantwoording afleggen
•
•
bijdragen aan het bewaken van het
budget, de beschikbare middelen en de
capaciteit
•
•
de voorraad beheren van materialen en
middelen
•
•
beschikbare middelen aanwenden
•
•
geschikte materialen en middelen voor
activiteiten kiezen
•
•
sport-, spel- en speelmaterialen gebruiken
waarvoor ze bedoeld zijn
•
•
een kind/jongere begeleiden bij het
uitvoeren van verschillende activiteiten
•
•
apparatuur, materialen en middelen veilig
en effectief gebruiken
•
•
instructie geven bij het aanleren van
vaardigheden, gedragsregels en het
gebruik van materialen
•
•
duurzaamheid toepassen in je
professioneel handelen
•
•
.......................................................
•
•
kwaliteits-
bewust
•
•
kosten-
besparend
•
•
zorgvuldig
•
•
consequent
•
•
precies
•
•
creatief
•
•
flexibel
•
•
waakzaam
•
•
alert op
ontwikkelingen
•
•
...................