CZW20120223 - page 17

15
Competenties
- componenten
Kwalificerend
Prestatie-indicatoren
PROEVE 2
voldoende
goed
onvoldoende
H Overtuigen en
beïnvloeden
–– ideeën en meningen
naar voren brengen en
onderbouwen
P
Dit betekent dat:
• je het beleid van de organisatie vol zelfvertrouwen uitdraagt
• je gemaakte keuzes onderbouwt
• je signalen van sociale kwesties en andere ontwikkelingen
onder de aandacht van de organisatie brengt
zodat:
• betrokkenen op de hoogte zijn van hetgeen de organisatie
doet of voornemens is te doen
• de organisatie zelf nieuw of aangepast beleid c.q. aanbod
kan ontwikkelen.
Werkproces 3.5 Voert beheertaken uit
L Materialen en
middelen inzetten
–– goed zorgdragen voor
materialen en middelen
P
Dit betekent dat:
• je regelmatig het materiaal en de middelen checkt
• je hiermee een bijdrage levert aan het onderhoud
zodat:
• de organisatie beschikt over goed onderhouden materiaal en
middelen.
Y Bedrijfsmatig
handelen
–– financieel bewustzijn
tonen
–– kostenbewust handelen
P
Dit betekent dat:
• je voor financiële registratie en een verantwoording van je
activiteiten en projecten zorgt
• je regelmatig afwegingen tussen kosten en baten maakt
zodat:
• je bijdraagt aan een financieel gezonde organisatie.
Werkproces 3.6 Evalueert de dienstverlening
D Aandacht en begrip
tonen
–– luisteren
P
Dit betekent dat:
• je signaleert en informeert naar de mening van betrokkenen
zodat:
• je gegevens verkrijgt over de effectiviteit van de
gehanteerde werkwijze.
J Formuleren en
rapporteren
–– vlot en bondig formuleren
P
Dit betekent dat:
• je evaluatiegegevens formuleert
zodat:
• ze begrijpelijk zijn voor betrokkenen en bruikbaar zijn voor
het verbeteren van de dienstverlening.
M Analyseren
–– conclusies trekken
–– oplossingen voor
problemen bedenken
T
Dit betekent dat:
• je gevolgen trekt uit verzamelde evaluatiegegevens
zodat:
• je juiste oplossingen kiest voor verbetering van de
dienstverlening.
1...,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16 18,19,20,21,22
Powered by FlippingBook