D-pupillen
|
13
Op volle snelheid, in een lacherig maar verbeten gevecht, halen Douwe
(11) en Eva (12) bijna de bal in – maar dan haalt iets anders hén in. Een
bruingrijze schaduw schiet voorbij. Wat was dat? De twee spelers van de
D4 van de Amsterdamse voetbalclub AFC TABA worden door hun trainer-
coach gezien als typische ‘balafpakkers’. In duels laten ze zich door niets
afleiden. Maar nu was het alsof ze even achteruit liepen. Een grote haas
verdwijnt onder de bosjes achter het doel.
Twee moeders, op een geel-zwart geschilderd bankje voor het clubhuis.
Bekertjes koffie in de hand. Geen enkel geluid van buiten deze twee kaal
gespeelde velden dringt door tussen de dikke rij berken die ze omzomen.
Aan kunstgras heeft deze vereniging nooit willen beginnen. Aan lelijke
lichtpalen in alle hoeken al helemaal niet. Zo is het panorama vanaf het
geel-zwarte bankje op het zuiden wijds. Als uit vroegere jaren van de
club. Op een steenworp afstand razen auto’s over de drukke ringweg A10,
nog dichterbij bevindt zich het hoog gelegen treinspoor van het Amstel-
station. Maar als dit een plattelandsclubje diep weggestopt op de Veluwe
was, zou de haas dat ook geloven.
Het zaterdagprogramma van AFC TABA komt deze late morgen weer
eens langzaam op gang, ziet Paul Kamp (54). De trainer-coach van de D4
parkeert zijn grijze Volkswagenbusje – een wat vale oldtimer – en wandelt
met zoon Hidde (11) het laaggelegen terrein op. Nog ruim een half uur voor
aanvang van de thuiswedstrijd tegen Buitenveldert D5. Paul knijpt met
zijn ogen, de aprilzon is fel. In de verte ontwaart hij al zeker zes, zeven
van zijn spelers. Ze halen een bal uit de sloot.
Volgens de reglementen van de club dienen spelers ‘een half uur voor
aanvang van de wedstrijd in de kleedkamer’ te zijn. Dan heeft de coach
de tijd om nog wat dingen te regelen en blijft er genoeg tijd over voor een
warming-up. Maar in de vijf jaren die Paul nu het team van Hidde traint en
coacht, stelde hij zijn spelers dat soort dingen nooit als eis. Ze komen
toch altijd opdagen. Op zaterdag én twee keer per week op de training.
Alleen als ze willen oefenen voor de Cito-toets zeggen ze af. Regeltjes
hebben deze welopgevoede bijna-gymnasiumleerlingen niet nodig. Wat
belangrijker is: Paul heeft er geen zin in ze te handhaven.